Archieven

235 De burger Jacob Geurd Torsinck, oud-borgermeester van Grave, wonende te Grave benoemt als zijn enige en universele erfgename Hendrica van der Haage, huishoudster van de comparant.

236 De burger Derk de Goeij, koopman wonende te Grave machtigt de burger F. W. Plukhooij, wonende te ’s-Gravenhage voor zijn aanspraken wegens leveranties, bij het commissariaat der Franse troepen in soldij der Bataafsche Republiek.

237 Hendrikus Janssen en Christiaan Schoonenborgh, beiden burgers wonende te Grave verklaarden op verzoek van Jan Hendrikx, bewoner van Velp voor de waarheid: Dat de eerste comparant in het jaar 1794, ten tijde van het beleg van Grave, is aangesteld tot commissaris en opzichter over het vee dat ten behoeve van het garnizoen moest worden geleverd, dat op 23 november 1794 door een detachement Jagers van Bijland, destijds hier in Grave gelegerd in een weiland in de polder van Mars en Wijth, op de Blauwe Kop gebracht “Ses Coebeesten” die in opdracht van de commandant bij de burgerij op stal zijn geplaatst en door beide comparanten zijn geslacht, te weten eerste comparant vier beesten en de tweede twee beesten, waarna de eerste comparant nauwkeurig onderzocht heeft en dat de beesten behoorden aan Jan Hendrikx, wonende te Velp; de tweede comparant verklaarde dat de voornoemde beesten “rijkelijk sullen hebben gewogen Elfhonderd Ponden.

238 Maria Bruins weduwe van Caspar van Boekel, wonende te Grave verklaart vooraf: Aan haar stiefzoon, Arnoldus van Boekel, door haar overleden man bij zijn eerste huwelijk met Maria Elisabeth van de Middegaal verwekt, een zilveren “Snuif Tabaksdoos” en een zilveren zakhorloge, maar dat laatste pas na het overlijden van haar broer Peter Bruins; Verklaart tot haar enige en universele erfgenamen haar stiefdochter en aangehuwde stiefzoon Hendrika Mechelina van Boekel en Wilhelmus Hubertus de Goeij, echtelieden, waaronder ook de aanspraken van de comparante uit haar ouderlijke boedel, welke nog berusten onder de comparantes broeder Peter Bruins, wonende te Cuijk; verder wenst de testatrice dat de erfgenamen jaarlijks voor haar en haar overleden man, een mis laten lezen door de tijdelijke pastoor van Grave.