Archieven

1 Johan Wiericx, koster te Grave, die volgens een machtiging van Laurens Lobrije en zijn vrouw Geertruij de Haen van zestien december 1706, heeft verkocht aan Jan de Kegelaer, meester bakker en Anna van Kempen, echtelieden, die ook aankochten een huis aan de St. Jorisstraat, op de hoek van het Grietje Binsestraatje te Grave, voor een bedrag van zevenhonderd gulden.

2 Johannis van Gogh, koopman te Grave verklaart borg te staan dat Gerrardus van Oeffelt, meester bakker en burger van Grave, de betaling van eenhonderd vijf gulden van Willem van Erckelens zal ontvangen.

3 Willem Rutten weduwnaar van Maria Jans Kremers, bruidegom en geassisteerd door Michiel Franssen, Lambert Rutten en Marten Jans Kremers als bloedmomboirs van Henderina, Johanna en Maria Anna, zijn onmondige kinderen ter ene zijde en Alegonda Marcussen, jongedochter en bruid, geassisteerd door haar broer Jan Marcussen ter andere zijde hebben huwelijkse voorwaarden opgesteld waarbij zij hun bezittingen combineren, doch als het huwelijk door overlijden binnen een jaar eindigt zal de bruid een bedrag van tweehonderd gulden ontvangen en de bruidegom een bedrag van honderd gulden en zullen de drie genoemde voorkinderen een bedrag van vijfentwintig gulden ontvangen en zullen eventuele nakinderen met de voorkinderen worden beschouwd al kinderen van een bed.

4 Anna van Coevenhoven weduwe en boedelhoudster van Caspar Noorbeeck, in leven controleur van de tollen te Grave en Willem van Vlierden voor zich en als man en momboir van Adriana van Koevenhoven, zijn vrouw, beiden kinderen en mede-erfgenamen van Cornelis van Coevenhoven, burgemeester te Grave en Anna Berentrup, echtelieden, verklaarden dat zij graag zouden komen tot schifting, scheiding en deling van de nagelaten goederen uit de inventaris van hun overleden ouders en zich neerleggen bij de arbitrage en beslissingen van Johan Godephrid Bloemers, scholtus van Ravenstein en Piet van Berchum, dokter in de rechten.