Archieven

1 Henrick van Horen, president, Francis van Hemeren, Jacob van de Camp, Rooloff van Deijsen, Mattheus van Altforst, Otto Cock en Gerit Smits, schepenen van de stad Megen, Peeter van Lent en Dirck Ver…… (onleesbaar), armmeesters, Jan van Gemert en Otto Boelaerts, kerkmeesters, representerende het gemeen corpus der stad Megen, bekennen wegens dat gemeen corpus wettig schuldig te zijn en beloven te betalen aan Francis Pansiers 28 carolusguldens jaarlijks, voor het eerst op 10-03-1701. Deze schuld kan afgelost worden door een eenmalige betaling van 700 gulden plus de nog verschuldigde rente. In de marge is op 23-04-1701 aangetekend dat Francis Pansiers verklaart dat hij bedrag van 164 guldens 19 stuijvers ontvangen heeft uit handen van de gemeentepresident en schepenen der stad Megen, Henrick van Horen en Jacop van de Campe. In de marge is op 14-03-1705 aangetekend dat Anna Stalpers (?), wed. Pansiers, verklaart dat het nevenstaande kapitaal met de interest afgelost is.

2 Willem Wolffganck van Megen, meester timmerman bekent wettelijk schuldig te zijn en belooft te betalen aan Francis Pansiers 10 gulden jaarlijks, voor het eerst heden over een jaar, uit een huis en hof, gestaan en gelegen binnen de stad Megen, e.z. en e.e. de gemene straat, a.z. Peeter van Lent, a.e. Huijbert Vaet met de pastorie van Megen ende voorts zijn persoon en goederen, hebbende en verkrijgende. Deze schuld mag na 5 jaren afgelost worden door een eenmalige betaling van 200 carolusguldens plus de nog verschuldigde rente. In de marge is op 23-04-1701 aangetekend dat Willem Wolffganck van Meghen 100 gulden als aflossing betaald heeft aan Francis Pansiers. In de marge is op 11-08-1706 aangetekend dat de resterende 100 gulden met de nog verschuldigde interest afgelost is.

3 Willem Wolffganck van Meghen belooft bovendien, als meerdere verzekering voor het in de vorige akte genoemde huis en hof, gestaan en gelegen in de stad Megen, binnen de tijd van een jaar af te lossen een rente van 250 gulden.

4 Anna weduwe van Cornelis Lambers, geassisteerd met Quirijn, zoon van Cornelis Lambers, haar gecoren momber, mede voor zich, Jan Cornelissen Lambers, Jan Wilbers als man en momber van Maria, dochter van Cornelis Lamberts verkopen, vesten, dragen op en transporteren aan Huijbert Wilbers een huis en hof, gestaan onder de stad van Megen aan de dijk, groot omtrent 2 hont, e.z. het erf van de Armen tot Megen, a.z. de heer Van de Lande, e.e. Gerit Smidts, a.e. de Maasdijk. Voornoemde Anna weduwe van Cornelis Lambers, mag daar haar leven lang blijven wonen met haar dochter Petronella Cornelis, zonder huur te betalen. Bovendien moet voornoemde Huijbert Wilbers in het huis een kamertje met een schoorsteen laten maken.