Archieven

104 Johannes van der Loop, winkelier te Uden, als zodanig over 1838 gepatenteerd, heeft geld tegoed van Roland Cornelij, koopman te Uden. Deze antwoordt echter: het briefje is niet juist, hetgeen als weigering wordt beschouwd. (Voor Dhr. Tellering te Amsterdam.)

131 Johannes van der Loop, winkelier te Uden, heeft geld tegoed van Roland Cornelij. De notaris begeeft zich ten woonhuize van Roland Cornelij, koopman te Uden en spreekt met diens vrouw Henrica van Straalen. Zij antwoordt: Mijn man is op reis en ik weet van dat briefje niets af, hetgeen voor weigering wordt gehouden. Er wordt op 10.09.1839 een brief gestuurd aan Cornelij in Dülken (Dld) om f 183,73 te betalen. (Voor Dhr. Mohrmans te Amsterdam)

164 Men vervoegt zich ten woonhuize van Roland Cornelij en sommeert te betalen. Het antwoord is: het briefje is niet akkoord, hetgeen wederom weigering inhoudt. (Voor Dhr. Breugel te Nijmegen)

Notaris Scheefhals gaat wederom naar het huis van Roland Cornelij en treft diens vrouw, welke verklaart: Mijn man is niet thuis en ik weet van de zaak niets. Wederom een weigering dus. (Voor de heren de Cock en Barlen te St. Nicolaas.)