Archieven

1 De erfgenamen van wijlen Bernt Martens van Eekeren hebben op 11 januari 1755 voor schepenen van Sint Oedenrode opgedragen en overgegeven aan Hendrik Hendrik van Boerdonk, wonende te Eerde binnen de grenzen van Veghel, een huis en hof, gebruikt voor de Roomse godsdienst. Dit tot voldoening van een akte door Bernt Martens van Eekeren voor notaris Gijsbert de Jong op 30 november 1717 te Schijndel gepasseerd. Zo verschenen nu voor de notaris te Veghel gemelde Hendrik Hendrik van Boerdonk, ter geruststelling van zijn buren te Eerde. Hij zal nooit anders gedogen als dat zijn huis voor de Roomse godsdienst zal blijven als ook met de woning van de priester onderhouden zal blijven bij de directe naburen, mits de jaarlijkse lasten betaald worden. Volgen enige voorwaarden en de beschikbare som geld tot renovatie. Ondertekend wordt er door Jan Jacobs Vermeulen, Jan Aarts van der Heijden, Paulus Rovers van de Groenendaal, Antonij Gertits Verweetering en Rut Hendrik vant Hintel als naburen te Eerde alsmede Adriaan van de Ven en Hendrikus van der Linden, inwoners te Veghel.

2 Adriaan Lambert van Geffen en Willemijna Rutten van Hintel in leven echtlieden maakten op 28 juni 1724 hun testament voor schepenen van Veghel. Willemijna is daarvoor weduwe geweest van Hendrik Teunis van Eert en daarbij kinderen verwekt. Toendertijd had Willemijna geld geleend van Jennken de weduwe van Denis Ariens en wel de som van 100 gulden. Verder ook nog van de weduwe van Aart Jan van Eert 100 gulden en in haar tweede huwelijk 100 gulden opgenomen van Jan Fransen. In genoemd testament was opgenomen dat de langstlevende heer en meester wordt van hun goederen als het derde part van een der beemden hooiland, jaarlijks hooiende met Teunis van Boxtel gelegen te Veghel genaamd de Roijse beemden. Het vierde part in deze beemden en 2 groesland in Eerde onder Veghel en in de parochie van Sint Oedenrode genaamd de Mouthaan. Dit te mogen verkopen ter aflossing van genoemde 300 gulden. Nu is Willemijn al enige tijd overleden, is Adriaan Lambert van Geffen als langstlevende, gemachtigd dit te verkopen. Nu is ook hij Adriaan onlangs overleden en het laatste perceel is nog niet verkocht zijnde de Mouthaan en behoort toe aan de kinderen van Adriaan Lambert van Geffen en aan de kinderen van Hendrik Teunis van Eert en Wilhelmina Rutten. Zo zijn voor notaris Gerardus de Jong nu verschenen Maria en Anna Maria, dochters van Adriaan Lambert van Geffen en zijn zoon Lambert ter ene zijde en Matijs de mondige zoon van Hendrik Teunis van Eert verwekt bij Willemijna Rutten van Hintelt als ook Jacob Jans van der Meulen de man van Agnees Hendrik Teunis van Eert, wonende te Schijndel en Veghel. Ze besluiten dat het groesland de Mouthaan, nog onverkocht, eigendom blijft van de 2 kinderen van Hendrik Teunis van Eert.

3 Dirk Janse van Eert, 40 jaar, een man van eer en wonende op de Coevering bij het gehucht Eerde die ter instantie en op vraag van Jan Tonij Hoppenaers, schepen, pachter van een zekere clamptiende genaamd de Couveringse Vlasthiende, welke in 1745 publiek is verpacht. Dirk Janse van Eert verklaart dat Jan Tonij Hoppenaers met Daniel Janse van Erp op 31 juli 1746 ongeveer een uur voor zonsondergang bij hem aan huis kwamen en vroegen of hij geen vlas had getiend. Dat Dirk daarop geantwoord heeft: tis geplukt ’t leijdt aende haffel en nauwelijks waerdig om te thienden, maar verkoop mij de thiende saer van”. Hebben daarvoor 6 stuivers betaald en vertrokken weer. Dirk is toen terstond met paard en kar naar het veld gereden om het vlas op te halen. Op straat is hij toen aangesproken door Wouter Swinkelaers, zijn buurman die zei: “soo soo gaet gij uw vlas haelen, ik sie wel dat gij geen gebuuren van doen hebt”en dreigende toevoegde: ”sal uw wel eer krijgen, eer den duijvel uw krijgt.” Wouter Swinkelaers en Jan Doremaelen waren borgen van deze Vlas-thiende, ingaande 1 augustus 1746 en was tot dan gepacht door Peter Hendrik van Gemert. Dirk liet zijn vlas op het veld liggen en ging naar Jan Doremaelen, ook wonende op de Couvering, alwaar hij Wouter Swinkelaers ook aantrof die tegen deze twee zei: “wat maakt gij lieden soo een leeven over dit vlas, ik heb het gekocht van Jan Tonij Hoppenaers”. Daarop zeiden ze dat te weten en wel voor 6 stuivers wisten ze. Dirk: “Waerom mag ik dan mijn vlas soude weg haelen als ik het betaelt heb. Jan van Doremaelen: “we sullen U wel anders leeren, dat gij Uw vlas soude weg haelen, want gij kunt het niet weg haelen voor sonne ondergank”. Dirk: “komt U lieden de thiende toe, soo haelt ze weg en wil dese morgen niet thienden, soos al ik se nog laeten staen.” Jan van Doremaelen: “wij willen nu niet thiende, maer wij sullen u wel anders leeren en al sijn wij gebueren, wij moeten malcanderen daer niet in ontsien”.

4 Jan Rovers van Groenendael, 50 jaar, Maria Adriaen Hermens de vrouw van Fransis Jantjens, 38 jaar, Hendrik Aerts van der Heijden, 50 jaar en Wijnant Dirck van der Heijden, 29 jaar allen wonende te Eerde geven verklaring ter instantie van Jan Tonij Hoppenaers, schepen, over een zekere clamptiende de Couveringse Vlasthiende, in 1745 publiek verpacht. Jan Rovers van Groenendael verklaart dat Jan Tonij Hoppenaers en Daniel Janse van Erp op 31 juli 1746 bij hem aan kwamen en vroegen of hij een vlas-thiende heeft en daarop antwoordde nee dat laat ik aan een ander over. Vroeg vervolgens of hij wel vlas heeft geplukt en bekende dat inderdaad te hebben gedaan. Wees ook op het veld naast hem van Francis Jantjens dat daar vlas geplukt lag. Ook geeft Maria de vrouw van de afwezige Francis Jantjens een verklaring als ook Hendrik Aart van der Heijden. Deze laatste verklaarde dat hij samen met zijn broer Jan de hoeve gepacht hebben van de heer Grave van Maldegom en het vlas ook aan de hoeve toe behoort. Wijnant verklaart gezien te hebben dat op die dag omstreeks half 5 in de namiddag Jan Tonij Hoppenaers met paard en kar, vol met vlas langs de hoeve van Van der Heijden kwam gevaren.