Archieven

13 Eerder hebben Dirrick Evert Beecqmans als borg met Henrick Cornelissen de Leijaert, aan Eijmert van den Morselaer, oud-presidentschepen en borgemeester voor Boxtel, beloofd die de som vam 75 gulden en 19 stuibers te betalen, in 4 termijnen, namelijk per St. Bavodag anno 1710 een bedrag van 19 guldem, op de zelfde bdag in het jaar 1711 nog eens 19 gulden, idem in het hjaar 1712 en een jaar later op St. Bavodag anno 1713 de laatste termijn van 18 gulden en 19 stuivers, vrij van alle lasten zaosl beloofd voor mij als notaris. Voor mij notaris is nu verschenen deze Hendrick Cornelissen de Leijart en draagt aan Dirrick Evert Beecqmans de inkomsten en huuru over van 2 percelen teulland samen groot ca. 3 en een halve lopenzaad en van een perceel wiland groot ca. 4 lopenzaad, alles gelegen te Boxtel onder Lennesheuvel, om uit die inkomsten jaarlijks die termijnen van de schuld aan Eijmert te betalen. Genoemde Dirrick accepteert deze overdracht van inkomsten onder voorwaarde dat Dirrick aan Henrick de bevoegdheid geeft om dat bezit zelf te mogen verhuren aan zodanige persoon of personen als Henrick zal goeddunken zodat daaruit het bedrag van 75 gulden en 19 stuivers kan worden voldaan. De comparanten beloven elkaar deze afspraken zo na te komen. Actum 15 juni 1709 in aanwezigheid van Joost van Dommelen en Hendrick van Orten als getuigen. Ondertekend : Hendrick de Leijer, Dierck Everts Beeckmans, Joost van Dommelen, Hendrick van Orten, quod attestor Corn. Wittebol notarius publicus.

14 Voor mij Cornelis Wittebol, notaris residerend te Boxtel, verscheen de geachte Geertruijd dochter van Jacob Martens Verbeecq, weduwe van Matthijs Verrijt, inwoonster van Boxtel aldaar aan de Strijpt, ziek in bed liggend maar wel in het bezit van haar verstand en geheugen. Ze beseft de broosheid van het menselijk bestaan en wil voor haar overlijden eerst over haar aarde bezit hebben beschikt. Ze beveelt haar ziel na haar overlijden aan bij de barmhartige God en wil een eerlijke christelijke begrafenis. Ze vermaakt aan haar kinderen al haar bezit die dat samen moeten delen en benoemt haar kinderen als haar universele erfgenamen. Over haar minderjarige kinderen benoemt ze hierbij als voogden Martinus Verbeecq en Goijaert Veraa, resp. haar broer en zwager en ze geeft hen de bevoegdheid om na haar dood het na te laten bezit te beheren en onder inventaris te aanvaarden en dat bezit zo goed mogelijk aan te wenden, het te verkopen, verhuren of belasten al naar inzicht van de voogden. Indien een van de voogden overlijdt, onwillig of onbekwaam is, mag er een andere voogd worden benoemnd, totdat die kinderen de leeftijd van 25 jaar hebben bereikt of zijn komen te huwen. Ze bepaalt dat die voogden daarover aan niemand verantwoording hoeven af te leggen. De voogden zullen hun taak tegen een redelijk loon uitvoeren en ze moeten als het kind of kinderen meerderjarig is of zijn, daarvan aan dat kind verantwoording afleggen in aanwezigheid van de familie. De testatrice verklaart datr dit haar testament is en wil het zo hebben uitgevoerd, ook al zou er niet aan alle voorschriften zijn voldaan. Aldus gepasseerd ten woonhuize van de comparante op 23 november 1709, in aanwezigheid van Cornelis van Mol oud-borgemeester en Hendrick de Visser als getuigen. Ondertekend: Geertrui Verrijt, Cornelis van Mol, Hendrick de Visser, quod attestor Corn. Wittebol notarius publicus.

15 Jan Laureijssen van den Bosch, wonend te Haren ter plaatse genoemd Belveren belooft om op 11 maart 1710 aan Wouter Janssen Molengraafs wonend te Esch, die de som van 50 gulden te zullen betalen, en onderwijl een rente van 2 gulden 10 stuivers. Het betreft geleend geld dat op 11 maart 1702 is verstrekt. Als het geld niet op de vervaldag wordt betaald, zal de rente blijven doorlopen totdat de hoofdsom is voldaan. Aldus gepasseerd te Boxtel op 8 juni 1709, in aanwezigheid van getuigen. Ondertekend: merkteken van Jan Laureijssen van den Bosch, Joost van Dommelen, Cornelis Wittebol notarius publicus.

16 Voor mij Cornelis Wittebol, notaris residerend te Boxtel, verscheen de geachte Jan Goverts van de Weghe en diens vrouw Marija Peters van de Ven, wonend te Boxtel binnen de bruggen aan de Strijpt, welke Jan gezond van lijf en leden is en genoemde Maria ziek in bed ligt, beiden in het bezit van hun verstand en geheugen. Ze maken hierbij hun testament op. Ze bevelen hun ziel na hun overlijden aan bij de barmhartige God en willen een christelijke begrafenis. Ze vermaken elkaar over en weer aan de langstlevende van hen beiden, alle roerend en onroerend bezit, waarvan de langstlevende de volle eigendom krijgt, het bezit mag verkopen, belasten etc. alsof ze beiden nog in leven waren, zonder dat er aan iemand een inventaris hoeft te worden overlegd. De langstlevende is wel gehouden om hun kind of kinderen groot te brengen, zoals een goede vader of moeder betaamt totdat het kind de leeftijd van 25 jaar heeft bereikt is komen te huwen of een andere goedgekeurde status heeft verkregen en op dat moment moet de laatstlevende aan dat kind de som van 200 gulden eens als legitieme portie geven waarmee dat kind voldoende tevreden is gesteld. Als voogd over hun na te laten kinderen of na dood van de laatstlevende benoemen ze Willem Goverts van de Weghe, broer van de testateur en Eijmert van de Morselaar, oud-presidentschepen en borgemeester, namens genoemde Maria van de Ven. De testateurs geven hen de bevoegdheid om het bezit onder inventaris te aanvaarden en het zo goed moegelijk te beheren. Als een van de voogden overlijdt, onwillig of onbekwaam is, mag er een andere voogd worden benoemd met de zelfde bevoegdheden totdat de kinderen 25 jaar zijn geworden etc. De voogden hoeven van hun beheer aan niemand verantwoording af te leggen. De testateurs verzoeken de voogden deze taak op zich te willen nemen tegen een redelijk loon behoudens dat ze gehouden zijn na afloop rekening en verantwoording aan dat kind en de familie af zullen leggen.