Archieven

13 Namens de Raad van Brabant treedt op Joannes van Diependaal, deurwaarder, volgens akte van 13.01.1690 en tevens volgens volmacht van 25.11.1689, ten behoeve van Barbara Claessen, wonende op de Oosterdam buiten Dordrecht en ten laste van Maria van Lier, weduwe van Lodewijk van Brakel zoon van Jan van Brakel tot Carmestein; allen ten overstaan van de schepenbank te Oploo. Het betreft de eigendom van 1/3 deel van twee bouwhoven en 1/3 deel van een watermolen, groot ongeveer 80 kleine morgen, gelegen te Oploo en in gebruik (gepacht) bij Willem Hendricx en Jacob Hendricx. Op 23 juli, 4 augustus en 15 augustus 1693 zijn er reeds openbare proclamaties geweest. De goederen waren op 12 juli 1690 bij het uitgaan van een brandende kaars verkocht. Nu volgt verkoop bij executie en wordt namens de Raad van Brabant gekocht door Johan Boon voor een bedrag van 830 gulden. Zie ook akte 15.

14 Jan en Willem als zonen van wijlen Geurt Jans en Gertje; de momboirs van de twee minderjarige kinderen van Eerke Geurts, dochter van voornoemde Geurt Jans en Guert Aben gehuwd met Peterke, dochter van Eerke Geurts; gaan over tot scheiding en deling van de nalatenschap van hun ouders voornoemd. 1. Jan en Willem betalen 200 gulden aan de drie kinderen van hun zuster Eerke en 6 eikenbomen, staande op het erf, op Maria Lichtmis 02.02.1695. 2. Alle goederen gelegen te Oploo en St. Anthonis moeten in dezelfde staat blijven. 3. De drie kinderen krijgen 2¼ morgen bouw- en weiland gelegen te Oploo, hetwelk is afgedeeld van Jan Deijnen zaliger, als vrij erf. 4. De drie kinderen houden nog tegoed 6 nog wassende, op het veld staande, eikenbomen. 5. Jan en Willem behouden het huis, schuur, schop en alles wat vast zit en daarbij behoort.

15 Vervolg van akte 13. Het betreft akte van machtiging waaruit blijkt dat de betreffende onroerende goederen waren gekocht op 23.12.1693 door Maria van Lier, maar dat de kooppenningen nog niet waren voldaan.

16 De schepenen van de gemeente verklaren 600 gulden schuldig te zijn aan het armenbestuur, ter afbetaling van een kapitaal aan de erfgenamen van Leon de "Lauwere" te Gemert. De schuld wordt op 25.04.1727 afgelost.