Archieven

17 Rekest vasn Martinus van Heijnsbergen vorster en gerechtsbode te Veghel in kwartier Peelland inhoudende, dat ofschoon het dorp Veghel niet van de minste maar zelfs een van de grootste en vermogendste in kwartier Peelland was, de suppliant echter als vorster en gerechtsbode alleen een jaarlijks traktement genoot van 36 gl. in geld en het overige bestond in het ophalen van nieuwjaarsgiften, paaseieren etc. en in plaats daarvan zou hij graag een vast traktement willen genieten tot een bedrag van 130 gl.; een kopie wordt doorgestuurd naar de Raad van State ter advisering aan de Ho: Mo:. –zie ook folio 600

18 Zeer uitvoerig relaas van de heer Willem van Boekholt ijkmeester generaal van de Meierij van ’s-Hertogenbosch die door regenten van dorpen en heerlijkheden voortdurend wordt tegengewerkt om zijn functie uit te oefenen want ieder dorp of heerlijkheid beweert een particuliere ijkmeester te hebben die op basis van een privilege is aangesteld [met details]. – zie ook folio 666 e.v. [reacties vanuit Loon op Zand, gevolgd door baronie van Boxtel, heerlijkheid Asten, heerlijkheid Drunen, vrijheid Sint Oedenrode [2x], Liempde, Geldrop, Heeze en Leende, heerlijkheid Vlierden, , heerlijkheid Waalre en Valkenswaard, heerlijkheid Beek en Donk, heerlijkheid Deurne en Liessel, corpus van Oirschot, heerlijkheid Hilvarenbeek, heerlijkheid Tilburg en Goirle, vrijheid Waalwijk

19 Rekest van de provisoren van de arme mannen- en vrouwengasthuizen te ’s-Hertogenbosch dat aan de voornoemde fundaties verscheiden geldrenten en pachten worden gegolden en de supplianten verzoeken om letteren executoriaal om achterstallige betalingen te mogen invorderen ; akkoord.

20 Rekest van Joachim Ferdinand Schouten van Sprenkhuysen predikant te Moergestel in kwartier Oisterwijk inhoudende dat door de Ho: Mo: reflectie genomen zijnde , dat het inkomen der beurzen gefundeerd door wijlen Hester van Grinsven zo zeer was verminderd dat men niet kon voldoen aan de jaarlijkse lasten zoals al was gebleken uit de rekening van 1729; dat om verdere ruïne van genoemde beurzen te voorkomen haar Ho: Mo: bij resolutie van 28 oktober 1733 hadden goedgevonden en verstaan de toenmalige administrateur Mr. Herman van Breugel te gelasten geen beurzen maar te vergeven voordat de genoemde fundatie op een effen voet was gebracht em de te verrichten betalingen uit het inkomen gehaald konden worden; voorts werd vastgesteld dat aan de overige vier ‘beursieren’ en aan die namaals zouden worden uitgereikt als het inkomen der fundatie zou toelaten te verdelen na rato van hetgeen zij trekken opdat de voorschreven fundatie daardoor in staat zou blijven; dat de suppliant thans de enigste was, naast nog een weduwe welke uit de familie van Hester van Grinsven voortgekomen was, en dus de enigste en naaste zou zijn die recht zou hebben om van de genoemde fundatie te kunnen profiteren, daar somwijlen de voordelen daarvan anders in het vervolg van tijd lichtelijk op vreemden zouden kunnen overgaan die buiten de familie stonden; dat de suppliant nu was geïnformeerd dat de voorschreven fundatie jaarlijks 800 gl. opbracht en hij was belast met vijf kinderen, zijnde daarvan een zoon op de Latijnse School te ’s-Hertogenbosch, die hij vermits zijn suppliants onvermogen niet verder zou kunnen laten continuëren, tenzij hij door het profiteren uit de genoemde beurs werd ondersteund; verzoekende de suppliant, als met de voorschreven weduwe de naaste in den bloede zijnde van voornoemde Hester van Grinsven,