Archieven

17 Heijmen Heijmans weduwnaar van Alegonda Schouwhamer als stiefvader van Johan Clement ter eenre en Johan Clement, zoon van Alegonda Schouwhamer in eerste huwelijk met Anthonij Clement ter andere zijde zijn over de boedel en nalatenschap van genoemde Alegonda Schouwhamer akkoord en besluiten onder andere tot het behouden van huizen achter de Marsstal en in de Bagijnenstraat en dat genoemde Johan Clement bedrag van 255 gulden uit de boedel zal ontvangen.

18 Anselmus Verburght, wonend ’s-Hertogenbosch, Anselmus Verburght, wonend Wanroij en Adriana Cellinghs overhandigen ons gesloten testament met als inhoud dat op 24-9-1708, Johanna Verburght weduwe van Reijnier Huijsmans, legateert aan haar nicht Adriana Cellinghs bedrag van 300 gulden en bedrag van 611 gulden en 9 stuivers, welk bedrag zij krijgt als erfgename van haar vader Francis Cellinghs, benevens goederen in overleg met broer Anselmus Verburght te ’s-Hertogenbosch; verder legateert zij aan Anselmus Verburght uit Wanroij goederen uit de nalatenschap; verder aan Henricus Schoorman te ’s-Hertogenbosch 50 gulden en aan zijn dochter Dorothea Johanna bedrag van 25 gulden; verder aan haar halfzus Maghdalena van Hoeck te ’s-Gravenhage bedrag van 25 gulden en aan haar halfzus Catharina van Hoeck te Brussel bedrag van 25 gulden; verder diverse goederen aan Johannes Verburght; aan Adrianus Verburght, zoon van Willem Verburght en Anna Houthuijs bedrag van 25 gulden en benoemt tot haar enige en universele erfgenaam haar broer Anselmus Verburght.

19 Cosmanus Elias Gomperts ter ene zijde en de broers Michiel en Levi Jochums ter andere zijde, zijn overeengekomen op 14 Sjevat 458, dat is januari 1698, dat zij diverse kwesties en geschillen laten rusten en overlaten aan de arbitrage en beslissing van Johan van Willigen, fiscaal advocaat en Anthonij van der Gronde, fiscaal advocaat en syndicus van Grave.

20 Jan Janssen, wonende te Grave en Arnoldus Alpheer, soldaat onder majoor Braekel in het regiment van generaal majoor van Welderen en beiden van competente ouderdom, verklaren op verzoek van Hendrick van Wetten, sergeant onder de compagnie van majoor Braekel in het regiment van generaal majoor van Welderen dat de genoemde sergeant op 11 december 1708 ’s avonds in de herberg De Vergulde Leeuw te Grave heeft aangenomen onder zijn compagnie de persoon van Hendrick Faessen, soldaat, wonende te Nijmegen, voor de tijd van twee jaar en hem belovende, gelijk Hendrick Faessen ook heeft geaccepteerd, gedurende die tijd wekelijks te geven een daalder traktement en daarnaast belovende aan hem ’s morgens de twaalfde december 1708 als handgeld te geven tien dukatons en een dukaton in gelag, maar dat genoemde Hendrick Faessen in zijn slaapplaats niet werd gevonden en dat hij op een geschreven missive niet mondeling of schriftelijk heeft geantwoord.