Archieven

Willem van Hoek, weduwnaar van Maria Lindeman en thans hertrouwd, wil over gaan tot scheiding en deling van de goederen tussen hem en zijn onmondige kind enerzijds en de broers en zuster van wijlen zijn eerste vrouw anderzijds. Tot momboirs over het onmondige kind worden aangesteld Johan van Hoek en Goosen Kerstens.

Peerke Roelofs, weduwe van Jan Gerrits, geassisteerd met Arnoldus Rijnen, Jan Roeloffs en Peter Gerrits, respectievelijk haar oom, broer en zwager en momboirs over haar vier onmondige kinderen. Zij vraagt en krijgt toestemming om haar vaste en meubilaire goederen te verkopen.

Cuijn Geurts, weduwe van Thonis Willems, is arm en in "deplorabele staat" Het 1/3 deel in een hut en een beetje land dat zij bezit is met schulden belast. In het belang van haar twee onmondige kinderen worden haar neef Jan Hendrix en haar zwager Thijs Reijnen benoemd die haar zullen assisteren met de verkoop.

Leendert Huijbers vraagt in naam van zijn moeder Hermken Linssen, weduwe van Huijbert Peters, wonende aan de Sambeekschen Hoek, dat zij haar gerede en ongerede goederen mag verkopen. Dit wordt toegestaan. Tot momboirs van de onmondige kinderen, met name Peternel, Jenneke en Hendrina Huijbers worden aangesteld Willem de Croef wonende te Sint Anthonis en Jan Thijsen de Cuijper. Hermken had als tweede momboir voorgesteld Jacob Hendrix Smids wonende te Sint Anthonis.