Archieven

17 Peeter Kilsdonk; Heijmen Kilsdonk en Dirk Kilsdonk;, wonende in heerlijkheid Heeswijk verklaren ter instantie van regenten der heerlijkheid, dat omtrent het einde van het riviertje genaamd de Meer er regelmatig dammen worden gelegd, waardoor er te veel water in de Aa blijft staan, waardoor er steeds overstromingen zich voltrekken.

18 Maria van der Ven weduwe van Jan Jansen van der Aa, wonende binnen heerlijkheid Heeswijk; Gerardus Matijs van Padua en Albertus Jan van Zeeland, wonende als knechten bij eerstgenoemde verklaren, dat de rivier de Aa ’s zomers zo snel stijgt, dat het vee ’s morgens halverwege de poten in het water staan, zonder dat het heeft gestortgeregend en het dus wijten aan de sluizen van de Middelrooische watermolen.

19 Johannes Verhoeven, opzichter van de goederen van de Heer Martinus van Bommel, genaamd Rogmansdreef gelegen onder Middelrode boven de watermolen aldaar verklaren, dat de deuren van de koornwatermolen sinds verschillende jaren in het voorjaar worden ingestoten, vooral ’s nachts, waardoor het water zodanig wordt opgehouden, dat de beemden en lage landen onder Middelrode en Heeswijk langs de Aa niet bijtijds drooglopen.

20 Joseph Dorssers, voerman van de stad Venlo op ’s-Hertogenbosch, wonende te Venlo verklaart voor regenten van heerlijkheid Heeswijk, dat de grote weg die hij moet passeren tussen Venlo en ’s-Hertogenbosch regelmatig onder water staat en gevaarlijk gepasseerd kan worden.