Archieven

21 Rekest van Maria Verhoeven huisvrouw van Gerard Smits uit Waalwijk in kwartier Oisterwijk inhoudende dat op 5 april jl. een groep soldaten uit garnizoen ’s-Hertogenbosch des suppliants man in de morgenstond omtrent vijf uur met nog twee of drie personen via facta hadden gelicht en als gevangenen hadden overgebracht naar ’s-Hertogenbosch ‘in den geweldigen’ aldaar zijnde de kerker der militairen waar ze gevangen werden gezet en Verhoeven werd gedetineerd zonder dat een eis tegen hem was ingebracht en hij ook niet kon weten onder welk voorwendsel hij gearresteerd was, maar de suppliante had het vermoeden dat het was onder het voorwendsel dat haar man contrarie de plakkaten van het land paarden vervoerd zou hebben richting de vijand of had laten vervoeren en ze verzoekt haar man over te leveren aan de ordinaris justitie nl. aan de drossaard en regenten van Waalwijk of voor de hoogschout maar niet voor de krijgsraad; een kopie wordt doorgestuurd naar de Haagse heren belast met de Meierijse zaken.

22 Missive van de Raad van State als advies op het verzoek van de regenten van Bladel, Reusel, Westerhoven, Wintelre en Steensel in kwartier Kempenland die nog verpondingen schuldig zijn aan het kantoor van wijlen Willem de Wilt in zijn leven ontvanger der verpondingen in dat kwartier met een verzoek om remissie, maar dat verzoek wordt niet gehonoreerd.

23 Missive van de commandant van ’s-Hertogenbosch H. van Utenhove tot Ameliswaert van de 21e die het als zijn plicht ziet haar Ho: Mo: in kennis te stellen dat enige personen van de lijst die aan het rekest is toegevoegd, en hem zijn opgegeven door majoor generaal Dopf conform haar Ho: Mo: resolutie van 29 maart jl. nl. uit Waalwijk Gijsbert en Pieter Boom, Gerrit Smits en Gijsbert van der Harpen die naar de geweldige provoost te ’s-Hertogenbosch waren overgebracht waar ze in bewaring werden gehouden buiten alle acces of aanspraak en hij verzoekt de Ho: Mo: om orders hoe hij zich dient te gedragen in deze kwestie. – zie ook folio 260.

24 Missive van Robbert van Heeckeren waarnemend hoogschout van stad en meierij van ’s-Hertogenbosch inhoudende dat toen de Fransen in oktober jl. in het kwartier van Kempenland waren komen branden zij de vorster Van Hogeloon [er staat Hogenboom] en Hapert hebben gevangen genomen en meegevoerd zoals twee jaren geleden ook met de vorster van Beers was gebeurd die nog steeds in detentie zat en volgens de ingezetenen moest voor de dienst der justitie wel iemand anders aangesteld worden om die functie waar te nemen, verzoekende provisioneel de voornoemde vorsters uit hun detentie te ontslaan en de suggestie werd gedaan om het getal van de dienaars van de korte roede, nu zes in getal, te vermeerderen om uiteindelijk de Meierij te bevrijden en te zuiveren van vagebonden en schelmen die zich daar ophielden en leidden tot een onverdraaglijke overlast voor de goede ingezetenen; een kopie van deze missive wordt doorgestuurd naar de Haagse heren belast met de Meierijse zaken.