Archieven

21 Brief gericht aan de landsadvocaat Nederburg afkomstig van A.Versfelt die meldt dat hij een missive van de raad van State heeft gestuurd naar Hilvarenbeek aan Schmeling afkomstig van de Raad van State met tevens een kopie van het protest van de regenten van Waalwijk en het schouwverbaal van de gedane schouw of visitatie op de 25e van de Cloostersteeg.

22 Brief van J.Rijsterborgh substituut secretaris te Veldhoven waarin hij o.a. meldt dat Hendrik van den Oever, de pachter van de houtschat en onderrentmeesterschap te Veldhoven Zeelst en Blaarthem werd verzocht door een zekere Hendrik van Dor om een extraordinaire schouw te voeren met assistentie van schepenen en secretaris van Veldhoven over een onbruikbare weg. De vraag is of deze pachter een dergelijke schouw mag uitvoeren en op welke gronden. Zo ja, dan zou een authorisatie voor hem moeten volgen. Bij de schouw van juni heeft hij die ook niet gekregen.

23 Antwoord van A.Versfelt aan Rijsterborgh dat die authorisatie toch verleend zou zijn, zoals dat is gebeurd aan andere pachters van de houtschat. Hij refereert aan een handtekening van een zekere S.Hermanni die heeft getekend vanwege de absentie van Hendrik van den Oever. Die authorisatie is afgegeven voor de hele termijn van het pachterschap. Men verzoekt pachter van den Oever om zo spoedig mogelijk naar het kantoor der domeinen te komen goed geïnstrueerd over de weg waarover geklaagd wordt, om er vervolgens voor te doen wat behoort te gebeuren.

24 Brief ondertekend door A.Versfelt gericht aan de officier, secretaris en regenten van Waalwijk waarin hij hen schrijft dat ze op basis van de resoluties van resp. 29 mei 1729 en 21 januari 1730 permissie hebben gekregen om voor een periode van 8 jaren straat- of weggeld te mogen heffen, mits hetzelfde publiek zou verpacht worden. De recognitiecijns daarvoor is bepaald op 2 gulden, te betalen aan het kantoor der domeinen. Op 20 september 1738 is weer voor 8 jaren permissie gegeven. Op 23 februari 1747 is weer verlenging voor de volgende 8 jaren toegestaan. Het straatgeld dient besteed te worden aan het onderhoud van de wegen, waarover men ook een rekening moet overleggen. Sinds dat tijdstip is echter niet meer om verlenging verzocht en is die ook niet verkregen en is op de leen- en tolkamer alleen de rekening bewaard van 1745. De leen- en tolkamer vraagt Waalwijk de rekeningen op te sturen.