Archieven

25 Voor mij Cornelis Wittebol, notaris residerend te Boxtel, verscheen Nicolaas de Lavigne, schepen en borgemeester voor het jaar eindigend Pinksteren 1706, verder Jan van Thuijl, oud-schepen en borgemeester in plaats van Joost van den Ackeren voor het jaar eindigend Pinksteren anno 1707, Cornelis van Mol borgemeester voor het jaar eindigend Pinksteren anno 1700 en het jaar eindigend Pinksteren 1705 in plaats van Jan Michiels, verder Joost Janssen Walen in plaats van diens vader als borgemeester eindigend Pinksteren anno 1707, nog Willem van den Broeck, oud-schepeen en borgemeester voor Boxtel, hebben een verklaring afgelegd vanwege Henrirck Teullincx. De eerste 4 comparanten verklaren dat zijn als borgemeesters volgens de resoluties en hun borgemeestersboeken vanwege de eigenaars 3/4e part hebben ingevorderd van de verpondingslasten op het vaste bezit, zoals jaarlijks is vastgesteld. De 5e comparant verklaart dat hij als eigenaar over zijn bezit voor de jaren 1708 en 1705 inbegrepen, voor een periode van 8 jaar aan zijn pachter compensatie heeft gegeven voor 3/4e part van een verponding op het vaste bezit, zoals voorlopig jaarlijks aan de borgemeester werd betaald en hij zelf ook zo heeft voldaan. De comparanten zijn bereid zulks later onder ede te bevestigen. Aldus gepasseerd te Boxtel op 11 september 1709, in aanwezigheid van Martinus van den Broeck en Bartel Marijnen als getuigen. Ondertekend : Niclaes de Lavignij, Jan van Tuijl, Cornelis van Mol, Joost Janssen de Wael, Willem van den Broek, Martinus van den Broeck, Bartel Marijnen, quod attestor Corn. Wittebol notarius publicus.

26 Eerder hadden Willem Felicx, geassisteerd door Michiel de Guse en Anthonij Tobijas, resp. deurwaarders en afgevaardigde voor de heer drossaard, verder Adriaan Vorstenbosch en Nicolaas de Lavigne, schepen van Boxtel, volgens de machtiging d.d. 4 juli 1709, afgegeven door de edele heer van Deurne als rentmeester voor de bischoppelijke en geestelijke goederen voor de stad en Meierij van Den Bosch ten huize van Adriaan van Heeswijck zijnde een openbare herberg genoemd de *Valck*, 5 melkbeesten geveild om daarop de rente te verhalen van 9 gulden per jaar, die achterstllig is sinds het jaar 1697, met de kosten daarover. Om verdere kosten te vermeiden is voor mij notaris te Boxtel verschenen Adriaan van Heeswijk, meester-molenaar van de watermolens te Boxtel en heeft beloofd deze achterstand zoals ten kantore zal blijken, binnen 2 maal 24 uur te voldoen. Actum te Boxtel op 6 juli 1709 in aanwezigheid van Adriaan Vorstenbosch, presidentschepen en Cornelis van Mol, oud-borgemeester van Boxtel. Ondertekend : Adriaan van Heeswijck, Adriaan Vorstenbosch, Cornelis van Mol, quod attestor Corn. Wittebol notarius publicus.

27 Voor mij Cornelis Wittebol, notaris residerend te Boxtel, verscheen Pieternella van de Sande, weduwe van meester Coenraat Stille, in diens leven chirurgijn te Boxtel, die aan Joannes de Becker haar huis verhuurt, namelijk het voorhuis, de keuken, de kelder, de kelderkamer, de halve zolder en de tuin, alles te Boxtel in de Rechte Steenstraat. De huur loopt voor 4 achtereenvolgende jaren en kan door elk der partijen na 2 jaar worden beeindigd mits er voor Kerstmis wordt opgezegd. De huur van de tuin gaat in per half maart, de rest maandag na beloken Pasen van dit jaar 1709 en zo zal alles weer moeten worden achtergelaten. De huur bedraagt 23 gulden per jaar, en de helft van 35 stuivers ter voldoening van de helft van de gewone verpondingslasten. De huur jaarlijks te betalen aan de heer Abraham de Hoos, pastoor van de St. Peterskerk te Boxtel , te betalen bij de aanvang van de huur of in 4 termijnen, naar keuze van de heer de Hoos, alles in mindering op hetgeen de verhuurster aan achterstand heeft aan deze pastoor. De huurder belooft het gehuurde goed te zullen repareren en onderhouden. Aldus gepasseerd te Boxtel op 6 april 1709 in aanwezigheid van Joost van Dommelen en Cornelis Roetarts, als getuigen. Ondertekend : Peternel weduwe van meester Koenrat Still, Johannes de Backer, Joost van Dommelen, Cornelis Roetarts, quod attestor Corn. Wittebol notarius publicus.

28 Voor mij Cornelis Wittebol, notaris residerend te Boxtel verscheen Laureijs Gerrits van Ameijden wonend te Boxtel en diens zuster Henderina, weduwe van Aert Janssen van Hall, wonend in het gehucht Haren onder Oisterwijk en machtigen hierbij de heer N. van der Hurck, notaris en procureur in de stad Eindhoven, om namens hen van Henrick Ijsenbout, pachter van de hoeve genoemd de Eijndhovense Hoeve, staande en gelegen te ... in het kwartier van Peelland, de huur etc. van hem in te vorderen, zoals ze voor de helft hebben geerfd van hun broer Francis Gerrits van Amijden. De gemachtigde moet zorgen voor betaling van het restant huur dat deze Hendrick Ijsenbout nog schuldig was vanwege die hoeve en dient dat met rechtsmiddelen in te vorderen indien nodig.Het geld dient aangewend te worden ter betaling van de helft van de schuld waarmee deze hoeve belast zou zijn voor zover het hun anadeel daarin betreft. De gemachtigde moet verder alles doen hetgeen de opdrachtgevers zelf ook zouden hebben kunnen doen. De opdrachtgevers beloven alles na te komen wat door hun gemachtigde wordt gedaan en zullen hem hiervoor vrijwaren. Aldus gepasseerd te Boxtel op 25 juli 1709 in aanwezigheid van Jan Michiels van de Sande oud-borgemeester en Peeter van Meijs als getuigen. Ondertekend : merkteken van Laureijs Gerrits van Ameijden, merkteken van Hendrina Gerrits van Amijden, Jan van den Saenden, Peeter van Mijs, quod attestor Corn. Wittebol notarius publicus.