Archieven

5 Memorie van de weledelgeboren Heer van Brederode gouverneur van ’s-Hertogenbosch inhoudende dat de weg vanuit de stad naar het fort Willem en Maria bij vuil en nat weer kwalijk is te gebruiken, dat ook de ‘schilderhuijsen’ op de wallen rondom de stad ‘seer ontrampeert’ zijn en beginnen te vervallen, en wel zodanig dat de soldaten op schildwacht staande bij nat weer zich nauwelijks droog kunnen houden en verzoekt dat opzichter Bilderbeeck geordonneerd worden de genoemde weg te laten repareren met stenen zodat die op een geschikte manier te gebruiken is, wat ook geldt voor de huisjes van de schildwachten [met nadere details]

6 Rekest van Wouter Janssen de Bont en van zeven andere ingezetenen van Waalwijk en Wouter van Cuijck uit Besoijen te kennen gevende dat bij hen onlangs enige karren zijn geladen met haver tarwe en erwten om ten behoeve van de naburige dorpen in de Meierij van ’s-Hertogenbosch en in hun mesnagen gesloten te worden volgens het plakkaat van de Staten Generaal, maar die zijn door een partij ruiters van Heusden nl. Willem Arents Crol c.s. aldaar in garnizoen zijn in beslag genomen zowel de karren als de geladen goederen; men verzoekt de Staten Generaal om interpretatie van dat plakkaat en dat karren en goederen ontslagen worden

7 Zeer uitgebreid advies van ontvanger Gans op een rekest van 1 augustus van Francois van Grinsven schout van het dorp Helvoirt in het kwartier van Oisterwijk en stadhouder van de hoogschout van ’s-Hertogenbosch over de kwartieren van Oisterwijk en Kempenland, Marcelis Verhoutert stadhouder van de hoogschout over de kwartieren van Peelland en Maasland, in welke akte, met veel nadere details, voorts worden genoemd Dielis Cuijlemans notaris te Helmond; het gaat behoorlijke bedragen en er wordt een relatie gelegd met de conferentie van Tilburg

8 Rekest van de regenten en ingezetenen van Waalwijk over het verblijf van de Heer van Stakenbroeck die in september 1642 aldaar is aangekomen, andere Hollandse dorpen voorbij gaande, en wel met 24 compagnieën paarden die aldaar zijn ingekwartierd geweest en daar vier weken is gebleven tot ruïne van de ingezetenen, met de nodige schade aan huizen en schuren, de vernielde granen en de gesneden rogge ten behoeve van hun paarden, waardoor het hen onmogelijk is hun contributies te voldoen