Archieven

5 Gerrit Constant, oud ruim 20 jaar wonende als knecht bij Antonij Verhagen, meesterknecht wonende te Dinther verklaart ter requisitie van Gijsbert Westeroven van Meeteren, drossaard dat hij op 9-2-1775 gekomen is ten huize van Godefridus Tabbers, wonende alhier om aldaar geld te ontvangen, wat Godefridus Tabbers aan zijn baas schuldig was. Toen hij het geld had ontvangen, heeft hij jenever gedronken, is dronken geworden en is bij Tabbers gaan slapen. Toen hij wakker werd en zijn gelag wilde betalen, bleek dat hij zijn geld, mes en schede kwijt was en genoodzaakt was zijn schoen- en broekgespen voor het gelag te geven.

6 Pieter Loensma, regerend schepen en Andries Peter Weelen, gerechtsbode van Dinther verklaren ter instantie van Gijsbert Westeroven van Meeteren, drossaard dat zij op 15-3-1775 de requirant hebben geassisteerd bij huisbezoek aan Godefridus Tabbers, als suspect zijnde van landlopers op te houden. De drossaard vroeg Tabbers hoe hij aan een koperen ketel was gekomen, waarop deze antwoordde die gekocht te hebben te Uden.

7 Gerrit Hanegraff weduwnaar van Hendrien van Doorn, oud-schepen en wonende te Dinther. Hij prelegateert aan zijn jongste zoon Matheus Hanegraff Fl. 150,--. Zijn vaste goederen, effecten, gerede goederen en effecten komen aan zijn kinderen. Voorts stelt hij als voogden over zijn onmondige kinderen, Joost Hanegraaff, zijn broer; Hendrik Johannes Spierinx, zijn neef en Jacob Teunisse van de Verdonk, zijn achterneef.

8 Hendrik van Veghel, inwoner van Dinther verklaart ter instantie van Gijsbert Westeroven van Meeteren, drossaard, dat omtrent 3 maanden geleden uit zijn huis een koperen ketel is gestolen en dat hij gehoord heeft, dat de drossaard ten huize van Godefridus Tabbers er eentje heeft gevonden, maar dat hij meent dat de zijne wat groter was.