Archieven

5 Lambert Jansen van der Heijde out omtrent 39 jaere en Goort Tomas van den Ven out omtrent 38 jaeren beijde inwoonder alhier, die welke ter instantie van Aart Geerits Vervoort hebben verclaart, genoegsaem daegelijx bij den requirant te hebben verkeert en ingeselschap te sijn geweest en den eerste deponent eenige jaere in sijn naebuerschap heeft gewoont en diensvolgende seer familaire ommegang met den selve gehad, noijt te hebben gehoort of gesien dat hij requirant met imande eenige verschille woorden heeft gehadt nogte ruesie ofte questie. Verclaerende den tweede deponet als nog int besonder dat een maant a drie geleden, wesende des avont omtrent een uur voor den sonne ondergang, van huijs is gegaan met intentie bij den requirant te gaan, als wanneer onderweegen sijnde hem deponent Frans soone Peeter Fransse van der Meule met een snaphaan bij sig hebbende is ontmoet en aangesprooken, seggende daar sijn hoender gevangen, en dat heeft Aart Geerits Vervoort en sijne knegt gedaan etc.

6 Alsoo op den negentiende october seventien hondert vier en dartigh tussen Cornelis Habracken cumsuis ter eenre ende juffrouw Maria Kemps weduwe wijlen de heer Samuel Fourmij ende Daniel Justus Fourmij ter andere sijde, was gepasseert seker contract voor schepenen alhier. Over en ter saake van de pretensie die deerste comparante sustinerende te hebben ten laste van de secretaris alhier wegens cooppenningen van boelcedul onder gemelte secretaris berustte en bij hem ontfangen en nog te ontfangen. etc Welke eerste comparante verclarende dat op heden dato ondergeschreven door de heere stadhouder Gualterie op orde van wel gemelte juffrou Fourmij aan ons is voldaan en betaalt de voorschreven sevenhondert vijfftig gulden, dus dat de selve aan wel gemelte contracte heeft voldaan, Wijders sijn de wedersijtse comparante geconvenieert en veraccordeert als volgt namentlijk dat hij tweede comparant Daniel Justus Fourmij aanneemt en belooft bij desen de voorschreven resterende penningen ter somme van een duijsent ses hondert agt en veertig gulden veertien stuijvers tien penningen aan de eerste comparant ieder voor soveel hen daar in competeert, waarvan de lijste hier naar sal volgen: genoemde personen: Gijsbert van Boxtel, Aart Jansse Habracken, Jenneke Habracken weduwe Lambert der Kinderen, Cornelis Habracken als momboir over de onmundige kinderen Marie Roovers in egte verwekt gehad bij Willem Jan Aart Hanbraeken als erfgenamen van Jan Aarts Habraeken, Teunis Fransse der Kinderen en Tijs Jansse als momboir over de onmundige kinderen Frans Jansse van de Laak, Peter Tomas van de Mosselaer, de weduwe Tomas Jan Wouters Tonie Teunisse als hem fort en sterk maekende voor Jenneke dogter Dieles Geerit Dielisse, Jan Jansse van de Laak als momboir over de onmundige kint Geerit de Laak en Goort van Boxtel als in huwelijk hebbende Willemijna weduwe Geerit van de Laak, Jan Willems van Liemt en Cathalijne Willems van Liemt erffgenamen Willem van Liemt, Dries Jan Luijcas,

7 Bastiaan van Heijst schoolmeester binnen deser vreijheijdt, Cornelis Habraeke, Andries Peeters van Heertum en Tonie Jan Claasse, die verclaarde ter instantie van Aart Geerits Vervoort, dat sij met den requirant daegelijx ommegang heeft gehad en eenige jaere in sijn nabuerschap gewoont, ende drie laaste deponente van haar jongheijt af altoos familaire ommegang met de requirant heeft gehadt, en nogt gehoort of gesien dat den requirant imande eenig moeijelijkheijt heeft aangedaan nogte nisie? ofte questie gemaakt off gesogt, maar ter contrarie sig altoos voor soo veel haer bekent is eerlijk en wel heeft gecomporteert en noijt imande van sijn nabuere eenige overlast met woorde nogte werken heeft gedaan, maer in tegendeel altoos met veel liefde en vreede met sijne nabuere en groot genoege van de selve heeft gewoont.

8 Jan Wouters van Erp meester smit alhier, gewesenen tienman ende inwoonder deser vrijheijdt, die welke ter instantie van Aart Geerits Vervoort verclaart, dat een jaar a drie geleden is gecomen ten huijse van Frans Peeters van der Meulen met intentie omme der selve aan te maane wegens goede schuldverdienst die der deponent tot sijne laste was hebbende, tegen den welke de voorschreven Frans van der Meulen inbrengende, soo hoog niet de somme sijn ende deugdelijkheijt van dien onkende, waarop den deponent antwoorde hem dan door middele van regte tot die betaelinge te constrengeren? indien hij sulx in der minne niet of wilde doen. Waer op hij Frans van der Meulen antwoorde soude gij dat doen, ik soude u nog liever op u ribbe schieten, en als doen terug uijt liep en terwijle den deponent de vlugt heeft genomen vreesende dat hij Frans voornoemt met sijne snaphaan of ander schietgeweer op hem uijt soude comen.