Archieven

Ten verzoeke van Johannes Franciscus van Lieshoud, notarisklerk te Uden, gepatenteerd over 1839 en 1840, gaat notaris Scheefhals in bijzijn van Martinus en Lambertus van der Wijst, landbouwers te Zeeland, naar het huis van Wilhelmus Derks, schoolonderwijzer en spreekt met diens vrouw Johanna Wilhelmina van Erp en met Jan Baptist van Erp, secretaris te Zeeland. Zij antwoordt: Mijn man is niet thuis en ik ben niet bij kas. De tweede antwoordt eveneens niet bij kas te zijn. Zij krijgen dus geen geld en protesteren. Het betreft een bedrag van f 190,--. (Voor dhr. Dieben te 's-Hertogenbosch)

Notaris Scheefhals gaat samen met getuigen Justinus van der Sanden, schoenmaker en Isaac van der Wagt, kleermaker te Uden, naar het woonhuis van Roland Cornelij en Johannes van Stralen, kooplieden te Uden. De vrouw van Roland Cornelij zegt op de sommatie f 257,305 te betalen: "mijn man is niet thuis en ik weet niets van die zaak. Hetgeen een weigering betekent. (Voor dhr van Goes te Asten)

Johannes van der Loop, winkelier te Uden, heeft f 55,11 tegoed van Hendrikus Raaijmakers, herbergier te Zeeland. Deze beweert volgende week het geld te bezorgen. (Voor dhr. Sopers)

Johannes van der Loop, winkelier te Uden, heeft f 266,-- tegoed van Bernardus Antonie Lükman, koopman te Uden aan de kapel. Diens antwoord luidt: aanstaande woensdag zal ik voldoen. (Voor gebr. Lükman te Nijmegen.)