Archieven

9 Lambert Kemps schepen en herbergier wonende in de Swaen (50) en Paulus van Arenberch ook herbergier in de Werelt (38) beide inwoners van Sint Oederode met een verklaring ten behoeve van de Heer Isaac van Battem rentmeester der geestelijke goederen van kwartier Peelland en president van Sint Oederode; Paulus verklaart dat op 14 augustus na de middag in zijn huis is binnengestapt genoemde Van Battem om hem te spreken en hij zat daar op de kamer en dronk met Sebastiaen de Porter vorster van Sint Oederode en liet een pint wijn tappen en sprekende “diverse ende gemengelde discoursen”waarop de vorster hem had willen aanvallen zonder dat Van Battem daar aanleiding toe gaf; de rentmeester, de scheldwoorden van de vorster aanhorende heeft toen het huis verlaten en heeft Lambert Kemps geroepen om een getuige te hebben in verband met “de injurie ende diffamente scheltwoorden die den vorster was uijtstortende”. De rentmeester is toen met Kemps terggegaan naar de herberg in Paulus en hij heeft toen tegen de vorster gezegd: “Ghij dronckert treckt nu u mesch”. De vorster antwoordde in eerste instantie wel 10 keer tegen Van Battem: “Ghij en deucht niet” en schold hem uit voor “een deugniet”. Hij zei ook nog volgens een notitie in de marge: “Dat lieghdij als een schelm”, waarop de rentmeester vroeg: “Segdij dat ick een schelm ben? “, waarop de vorster zei: “Ghij lieget als een schelm!”Tot slot riep de vorster: “O hadde ick u alleen!” Getuigen: Jan van Kilsdonck en Jan Lambert Kemps.

10 Zie ook protocol nr. 14. Jan Corstiaens van Hees borgemeester, Gerit Janssen van de Loo gezworene, Jan Lodewijcx (60), Niclaes Adriaens (50) en Peter Lenaerts van Casteren(36), allen inwoners van Sint Michielsgestel onder de hertgang Gemonde resorterende onder de Bodem van de Vier Gemalen, Daem Michiels van Hees (30), Laurens Jacobs van de Schoot (36), Joost Hendrikx (38) Arien Aert Peters (41) en Jan Claessen van Dinter (44) allen uit Schijndel onder de hertgang Gemonde ook onder genoemde Bodem vallende met een verklaring op verzoek van Maximiliaen de Hornes Graaf van Bassigny en baanderheer van Boxtel namelijk “dat allen de hertgangen ende gehuchten soo van gestel Schijndel Boxtel ende Rode rontsom ende van alle sijden liggen tussen de molens soo wint als watermolens ende oversulcx genochsaem ende tot henne contentement soo bij winter als somer altijt vande selve molens werde gerieft en gedient soo dat sij derhalven int alderminsten daerover egeen ongelegentheijt en hebben”. Getuigen Sint Michielsgestel: Goijaert Arien Jorissen en Govert Ariens vorster + Handtekeningen.

11 De regeerders of gezworenen van de Bodem van Elde genaamd de Vier Gemalen namelijk Gerit Janssen van der Loo en Goijaert Ariens namens Sint Michielsgestel, Jan Peter Hellincx en Handrick Janssen namens Schijndel, Jan Handricx de Bever namens Boxtel en Laurens Peters van Cueringen namens Sint Oederode met een verklaring ten behoeve van de baanderheer waarin de situatie van hun ligging tussen allerlei molens wordt aangehaald – zie de vorige akte? in protocol 14 staat een akte waarin beschreven is hoe dat Peter Lus een nieuwe molen zou willen zetten op de Averenkamp en daar zijn deze verklaringen een reactie op!

12 Jan zoon van Daem Peters (54), Jan Claes Spierincx (54) uit Sint Michielsgestel, Herman Arien Hermens (63) en Lenaert Jacobs Tielemans (72) uit Schijndel, Adriaen Janssen Coolen (51) uit de Baronie van Boxtel afgegane gezworenen van de Bodem van Elde met een verklaring ten behoeve van Peter Aerts van Overbeeck, Peter Aerts van Tuijl en Heijlken weduwe van Jan Peters van Thuijl als geërfden en proprietarissen van de Rouwencamp en Kerckencamp verklarende “dat sij attestanten indentijt hender bedieninge van ghesworenschap altijt de schauwe te hebben gegaen langs de waterloop comende neffens de Werfthoeffve opwaerts te dwers over de Hoochgemontschensteeghde onder den schoor door op den Rouwencamp van Zeger Aerts ende dan voorts oostwaerts op neffens den Rouwencamp van Zeger Aerts en Peter Aerts van Overbeeck totden hoeck toe ende omdreijende om den hoeck van de voorscreven camp van Peter Aerts een luttel de steeghde in, altijt overgegaen te sijn dwers over de steeghde aldaer liggende op den graeff lopende neffens den Gasthuijscamp ende alsoo voorts opwaerts den graeff gevoecht tot onder de vonderdeur die gelegen is op het Munselchebroeck”; ze verklaren bovendien dat ze “dengraeff oostwaerts om den hoeck teijnden den Rouwencamo maer een weinig sijn omgegaen maer nimmermeer soo verre opgegaen dat sij gecomen sijn tot den Kerckencamp toe, sulcx dat sij met de schauwe noijt en sijn geweest op den graeff van de Kerckencamp”. De attestanten geven aan dat ze in bepaalde jaren gezworenen van de Bodem van Elde zijn geweest. Getuigen: Jan Janssen Spierincx en Jan Ariens van den Biechelaer.