Archieven

9 Voor drost Willem de Raet is op 10 maart 1738 verschenen advocaat Franciscus de Raet als gemachtigde van gravinne douaniere tot den Bergh, geboren van Zeijll als moeder en voogdes van de minderjarige Johan Baptist graaf tot den Bergh, Hohensollern Sigmaringen, universeel erfgenaam van Frans Willem graaf tot den Bergh, Hohensolren Sigmaringen. Zij verklaart schuldig te zijn aan Johan Carll Geselschap en zijn vrouw Johanna Louisa Ritzarts een capitaal van f. 4.000,- welke zijn gebruikt voor aflossing van f. 2.000,- aan landschrijver Philip Hengst; f. 1.000,- aan drost Willem de Raet als voogd van Johanna Barbara de Haart en laatstelijk f. 1.000,- aan medicine dokter Michiels. Als onderpand stelt zij het veerhuis, hof en aangelegen weerdt te Boxmeer aan de Maas. Deze lening is op 20 februari 1766 afgelost en geroijeerd.

10 Voor schepenen zijn op 31 maart 1738 verschenen Hendrik Coenen en zijn vrouw Johanna Ebben. Zij transporteren aan drost de Raet en zijn vrouw Cornelia Sam drie mergen en 9 roeden land genaamd het Duijster Kempken naast erf van drost de Raet en andere zijde de grens van Beugen.

11 Voor de schepenen van Boxmeer zijn op 31 maart 1738 verschenen Hendrik Coenen en zijn vrouw Johanna Ebben. Zij zijn verschuldigd aan Maria Anna de Raet de som van f. 100,- tegen vier en een half procent met als onderpand twee mergen bouwland op de Bakelgart. De lening is 20 februari 1740 afgelost.

12 Voor de schepenen van Boxmeer zijn op 31 maart 1738 verschenen Harit Heurkens en zijn vrouw Hermijne van Els. Zij transporteren aan Jan Willems en zijn vrouw Gritje Bouwmans een bouw campken genaamd Den Hoogen, groot 3 mergen e.z. Claas Nab, a.z. Willem van de Kerkoff voor op de gemene straat en achter op het Ham.