Archieven

97 Rekest van Lodewijk Jan Baptist Sweerts de Landas ontvanger der konvooien en licenten te Nijmegen inhoudende dat zijn vader Jacob Dirck Sweerts de Landas op 28 november 1732 bij de Raad en Leenhof van Brabant en de landen van Overmaaze beleend was geworden met de hoge middele en lage heerlijkheid van Oirschot met 8 gehuchten of pastorijen met de cijnsen pachten en renten daartoe behorende , de halve gruit en andere rentmeesterschappen en verder ap- en dependientien, zoals zijn vader zoals wijlen diens vader die op 11 maart 1672 had verheven; dat gemelde Jacob Dirck Sweerts de Landas in leven Heer van Oirschot mitsgaders deken en kanunnik van het kapittel van Sint Pieter aldaar, nu onlangs is overleden, de suppliant als oudste zoon en naast leenvolger wel zou inclineren [= genegen zijn] zich te stellen in de possessie van de halve heerlijkheid Oirschot; de suppliant was echter na het overlijden van zijn vader geïnformeerd dat er onder de Raad en Leenhof van Brabant een testamentaire dispositie zou berusten door M.C. Sweerts de Landas en zijn vrouw C.G. van Els de Sweerts resp.. zijn grootvader en grootmoeder van 17 juni 1704, in besloten forma gepasseerd en behoorlijk beschreven en welk testament nu na de dood van de vader van de suppliant geopend moest worden en de suppliant mitsdien heeft gemeend zich niet te moeten stellen vooral eer aan hem de inhoud van het testament bekend was; voorts wordt ingegaan op het feit dat de heren der heerlijkheid medepatroon waren van het kapittel van Sint Pieter – zie ook 739

98 Rapport van de heren gecommitteerden belast met de Meierijse zaken die een rekest hebben onderzocht van de magistraat van ’s-Hertogenbosch over meningsverschillen t.a.v. de schepenstoel van de stad [met details].