

- e.z.: ‘tusschen erffenisse Ghysbrechs soene wylen Hanricx soene wylen Hanricx Driessen ende den Eenquincel toebehoirende Godscalcken ende Wynanden’
- a.z.: ‘tusschen erffenisse der erffgen(amen) Ariaen Jan Stanssarts voers(creven) genoemt die Dries eechde’
Het geschil werd voorgelegd aan vier schepenen, namelijk: Jan Hanricx van Tillair, Goert van Erp soene Rutgerss, Peter Hanrics Heymans en Jannen Hanricx Janssoen. Uitspraak:
- door middel van deze uitspraak dient het geschil ten einde gekomen te zijn
- de erfgenamen van Ariaen Jan Stanssartss zullen ‘die stege voirs(creven) beginnende aen die gemeyne straet tuschen erfenissen Ghysbrechs soene wylen Hanricx Driessen v(oir)s(creven) ter eenre syden ende tusschen het stuck lants genoemt die Dries eechde toebehoirende den v(oir)s(creven) erffgen(amen) Ariaen Jan Stanssartss ter andere syden erffelycken toebehoiren ende gebruycken mitten houtwassche dair op staende als hen eygen erve totten twee palen toe aldair gesteken by den heere ende in presentie van scepenen op huyden, dae van desen teynden eermen coemt en dat stuck lants genoemt den Eebquinckel toebehoirende Godtscalcken ende Wynanden haren swager voirs(creven), strycx dese ywee palen tegen malcanderen overstaende.
- Oyck sullen die voirs(creven) erffgen(amen) Ariaen Janss erffelyck gebruycken ende behouden den geheelen grave soe hy daer nu leet voertaen rontom dat voirs(creven) stuck lants genoemt die Dries Eechde ende teynden dat stuck lants genoemt den Eenquinckel totten bempden van den Aabroeck toe.
Ende nae welcke vuytspraeck alsoe gedaen ende geproduceert synde hebben partyen te wetene Jan Aertss van der Bruggen ende Willem Ghysbrecht Jorissoen als man van Jennen en Fyen hennen huysfr(ouwen), beyde wittige dochteren wylen Ariaen Janssoen voirs(creven) voer hen selven ende oyck mede voer Hanricken ende Jannen gebroederen onmundigen soenen wylen Ariaen Janss voirs(creven) ter eenre ende Godscalck ende Wynant haer swager voirs(creven) ter andere syden hebben dese vuytspraeck gelaudeert, geratificeert ende geapprobeert.’
Getuigen: Goert van Erp, Jan van Tillair, Peter Heymans en Jan Hanricx Janss, ‘scepenen in Vechel’.