In welcken accorde wel expresselyck is ondersproken ende geconditioneert dat die voorgenoempde Jenneken noyt noch nimmermeer de voorschreven Adriana, producentte in desen, haer noch hare kynderen naecomelinghe meer ende soude manen, moeyen ofte molesteren van den achterstel van eenen coorenpacht van dry vatten roggen jaerlijcx tot dyen dage toe vervallen op den voorschreven Nicolaes als geweest synde pastoor tot Uden voorschreven.
Ende heeft de voorschreven Jenneken den geheelen achterstell gans quijtgeslagen van den voorgenoempde coorenpacht ende daer van gereminteert ende daer op handt tastinge gedaen aen den voorgenoempden Evert Henricxssen als synde doen ter tyt haer producents tweeden man. Daernboven verclaert hy deponent alnoch waerachtich te wesen dat de voorschreven Jenneken ende de vrienden van heer Claes Sperincx d’een den anderen hebben quijtgeslagen alle pretensen van achterstellen ofte gereede schulden dat sij malcanderen nu ofte nimmermeer en souden moyen, noch molesteren. Tot welcke accorde is arbiter ofte segsman geweest Jan Henrick Laureynsen, inwoonder tot Vechell, als wesende des voorschreven Jennekens assistent.'
Getuigen: G. Roeffs en Heymen Henricxsen, schepenen