noch sal hier van sijn twintich gulden eens jaerlicx twee stuvers totter pitantie Gemert dat die pastoor opsicht hebbe op alle die fundatiën dat se wel onderhouden werden mogen ende dat hij nae doot heren Aelbrecht oor hem alle sondach bidden endde die twee kerckmeesters elck twee stuvers ende twee stuijvers dat naeste bloet, op dat sij opsienders ende executeurs deser fundatie ende collateurs der beursen sijn sullen ende een eeuwich jaergetijt met misse ende vigilie te singen ende nae te doen Lenarden Gilis, Marie sijn huijsvrouwe Ma. ende heure kijnderen, heren Aelbrechts Leenerden, Jenneken Henrixken ende Elisabeth
Salicheyt ende vrede van Christo Jesu.
Gerart Janssen pastor Stelensis vermaakt de nodige legaten aan de volgende personen: de allereerwerdichste aertsbisschop een halve daelder, voor de fabrycke van de groote kercke een daelder, Onze Lieve Vrouwen twee daelder, Heer Aerdt Adams Canonicus Assindiensis, de paters der Sociëteit tot Colen [= Keulen], tot Grevenbroeck int Wisse Peertgen [Witte bedoeld?] die hem 100 daelders schuldich is die Heer Aert aan de paters van de Sociëteyt zal geven, Joachim Drijnarts kinder tot …. sijn mijn schuldich 100 daelders die geve ick den armen om door den pastoor aldaer tot eenen jaerlyckschen pacht vuytgereyct te worden, 300 daelder vuytgeseth tot een jaerlyckschen pacht oft rente op Grevenbroeck die make ick metten verloopen pachten de paters van de Societeyt, tot M…. bij Rurmonde 60 gl. siaers tot behoeff eenre burse van een student, een gelijcke renthe voor eenen anderen student uit de bloedverwanten ende vrienden, tot Woensel een rente van 36 gl. Brabants, de pastoor tot Eijndhoven, de pastoor van Weert, mijne eerwerdichste Heere den Bisschop van Rurmonde, mijne nichte Martijntken die bij mijn gewoont heeft een jaerlyckschen pacht op Marten Portmansacker, de Antwerpsche rente aen het Vrouwenclooster binnen Weert
15 gl. op de stad Weert, mijn nichte die tot eenen man heeft M. Jacob de geestelycke pachten van het beneficium van St.Anna tot Weert, daervan sal den Heere Pastoir aldaer disponeren tot behoeff van goede ende godtvruchtige arme menschen tot Uda (?) met Heer Henrick ende den pastoor tot Vorst vuytsetten tot een jaerlycksche rente om den armen vuytgereyct te worden ter dispositie des heeren pastoors, ende zoo wie met dese myne dispositie oft testament nyet te vreden en is ende daertegen wil seggen,
Tot voldoeninge van uwe Ed: Mog: apostille van den 20 july laetstleden bij welcke mij gelast wordt naerder bewijs in te brengen aen ende de beurse gefundeert bij Heer Gerrit de Loijer ende sijn suster, bij acte van haere Ho: Mog: hier annex sub lit [- littera] A ende de collatie der vrienden der fundateuren geconfereert aen Jillis van Couwendael, dient onderdaenighlyck de legale attestatie van Petrus Clausius pastor tot Teeffelen hier neffens gaende sub lit. B voor schepenen van Megen gepasseert, inhoudende dat de voorn. fundatie is eene beurse om opt incomen desselfs te studeren, twelck noeijt op een altaer is gebruijckt, als bij gebreck van studenten, aen wien, alser van de vrienden haer presenteerden, tvoors. incomen noeijt is geweijgert, twelck de voorn. pastor met sijn eijgen exempel confirmeert, twelck oock over een compt met de getuijgenisse van ses van de gequalificeerste regenten ende inwoonders van Os, sub lit. C die uitdruckelijck verclaerden dat het voors. incomen altijdt, soo verre haer gedencken mach, tot de studien is gebruijckt geweest; hier compt nog bij eene peremptoire getuijgenisse van Jeuwen [of Ieuwen] Lamberts, gewesene capelaen tot Os, oudt 90 jaeren, verclaerende dat de voors. fundatie is eene beurse ende dat op ’t incomen desselfs bij de vrienden der fundateuren altijdt is gestudeert geweest, gevende voor redenen van welwetentheit, dat eenen Dirck de Clingh talder eerst op deselve acht jaren langh tot Colen heeft gestudeert ende soo voorts onder de vrienden der fundateuren is gebruijckt, twelck hij de pon….verclaert wel te weten, alsoo de fundateuren sijn geweest de oom ende moeije van dyn moeder, welcke attestatie hier neffens gaet sub lit. D – Ende en can het abusyff overbrenghen, misschien byden rhentmr. Pieter Schuijl geallegeert dese verclaeringhen niet prejudicieren, naerdemael de gebruijckers door onkennisse lichtelijck allodiale goederen voor geestelijcke goederen aenbrenghen,