Archieven

1237 Jan van de Huls heeft vandaag zijn ´zeggers´(arbiters; JT) gepresenteerd, te weten Gerit Hessels en Jan Maes en als overman fungeert de voogd en verder is Engbrecht van de Berselaer over-overman. Jan van de Ven heeft hetzelfde gedaan, te weten de personen van Goijart Peters, Lambrecht van de Berselaer en Henrick Diericks die namens de schout handelt als overman en verder is Engbrecht van de Berselaer over-overman. Verder is er o.a. gevraagd of men morgen of overmorgen bijeen kan komen en Jan van de Ven zal het zijn arbiters voorleggen. (volgt nog wat geklad van de secretaris, een aanzet van een brief beginnend met: De eerbare wijze en voorzienige deken van St. Jan in Den Bosch, mijne besundere goede vrint )

1234 Heer Lenaert; Jan van Collenberch; Niclaes Librechts; Michiel van Hal; Broeder Dierick; Willem van Meijelsfoert; Peter Bastaerts; Jacop Sloetmaker; Adriaen van den Sloet; Adam van den Broeck; Engbrecht van de Berselaer; Coel die Jegher; Jan Haijwigen; Wouter van de Loeck; Laureijs Embrechts*). Alle genoemde personen (samen?) beloven aan Laureijs van de Berselaer 12 rijnsguldens en 4 kaarsen te betalen, elke kaars van 1 pond was. Datum 26 juni, getuigen Engelbrecht van de Berselaer en Wouter van de Loeck. In marge: *) Theeus Cornelis heeft 1 rijnsgulden beloofd. (de 4 waskaarsen zouden misschien iets met een zoenovereenkomst te maken kunnen hebben, JT)

1102 Dat hij erbij is geweest dat Jan van de Veken 3 mud rogge heeft opgeeist die 3 jaar achterstallig was, maakt 9 mud rogge waarvan hij een schepenbrief van Den Bosch heeft en dat Engelbrecht daarmee heeft helpen dwingen om die in 3 termijnen te betalen die in 1491 zijn vervallen (ook deze akte of deel van de akte is doorgestreept, het lijkt erop dat er opnieuw niet is betaald, JT)

1101 Al degenen die deze brief zullen zien of lezen, gegroet! Wij als schepenen verklaren dat voor ons is verschenen Engbrecht van de Berselaer en heeft op aanwijzing van de schout en in aanwezigheid van ons, onder eede verklaard dat hij, Engbrecht, als arbiter voor schout en schepenen in Uden een uitspraak heeft gedaan samen met de andere arbiters in de kwestie tussen Jan van de Veken enerzijds als inwoner van Boxtel en Jan van der Heijden en Dierick Ketellaers als inwoners van het dorp Uden ter andere zijde, met de goedkeuring van schout en schepenen van Uden. De uitspraak was dat de pacht van de 3 mud rog, maat van Den Bosch, die 3 jaar achterstallig was en die Jan van der Heijden en Dirck Ketelaers aan genoemde Jan van de Veken schuldig zijn volgens de schepenbrief van Den Bosch, ze die pachten in 3 termijnen zullen betalen, te weten 3 mud per a.s. oogsttijd, 3 mud met St. Bavodag en 3 mud met Kerstmis afgelopen jaar 1491. Voetnoot: Te weten Bernart Jacops en Henrick Peter Goijaerts. (akte is doorgestreept. JT).