Archieven

173 Gerrit Teunissen en Cornelisken Cornelissen verklaren schuldig te zijn aan Margreta de Haan weduwe van Johan Coeberg tweehonderd Carolus gulden.

103 Loef Bastiaansen, wonende te Balgoij als debiteur en Hermen van der Horst, burger van Grave en borg verklaren dat de eerste comparant geleend heeft van de dekens van de Lievevrouwen Broederschap te Grave een bedrag van 100 Karolingische gulden.

21 Albert Francoijs van der Voort, heer van Aldendriel en gemachtigde van Lodewijk Wilhel van Wijnbergen en Josina Agnes van Raveschot, echtelieden verklaart namens zijn gemachtigden schuldig te zijn aan kerkmeesters der gereformeerde gemeente te Grave bedrag van duizend gulden.

843 Compareerde Jacob Jansen soldaet onder de compagnie van capiteijn [Leuisson/Leunissen?] en Jenneken Thijsdochter zijn vrouw. En bekenden voor haer en haer erven deugdelijk ontfangen te hebben omme in haren noodt te gebruijcken van IJken Jansdochter weduwe Jacob Coppens van Ruremonde, de som van 100 Brabantse guldens tot 20 stuiver van goede gangbare gelde Belovende dezelve 100 guldens aen de voorschreven IJken Jansdochter off haren erven te constitueren over een jaer na dato van desen metten intrest tegens zesse ten hondert [6 %], daerbovens verbindende haere persoon en goederen, hebbend en toecoemend rede en onrede, geen uijtgescheiden, alomme waer en tot wat plaetse gelegen, deselve subiet makende alle heren hoven en gerichten, renuncierende en verthijende op alle beneficien en exceptien ter contrarien en renuncieert hij comparant Jacob Janssen tot dijn eijnde en ’t beneficium militaire. Zonder argelist. Borgemeester Johan Diemers en schepen Marten van Lier.