Archieven

104 Hendrikus van der Heijden, strodekker te Heesch, verklaart f 400,-- schuldig te zijn aan Hendricus van Mil, timmerman te Uden. Als borg stelt hij een huis met erf, tuin en bouwland te Heesch.

93 Rom Ariens te Uden heeft het vruchtgebruik van een huis, hof en landerijen te Heesch en draagt nu de onroerende goederen over aan de erfgenamen van Lijsken Stevens, zijn gewezen huisvrouw zaliger, met name Jan Eelkens en mede-erfgenamen.

208 Missive van rentmeester Tengnagel op een rekest van de pachters van landerijen in de polder van het Laag Hemaal onder Maren met verzoek om remissie van hun pachtpenningen- zie ook folio 555 verso; idem een missive van hem op het rekest van de kinderen van wijlen Wouter Cuijpers te kennen gevende dat zij onder Gestel en Blaerthem in bezit zijn van de helft van een huis en enige weilanden en dat zij naast Jan van den Broek uit dat huis een pacht verschuldigd zijn aan het kantoor van rentmeester Tengnagel – zie ook folio 535; idem een missive op een rekest van de erfgenamen van Jan Tijssen van de Wal uit Heesch in kwartier Maasland over een pacht van 6 mud rogge aan het kantoor van Tengnagel met een verzoek om remissie op hun pachtpenningen ; idem een missive inhoudende dat zijn kantoor en speciaal aan de conventen van de Tolbrug en Orthen verschillende pachten vergolden worden uit onderpanden te Uden in het land van Ravenstein als ook het graafschap Megen beide buiten de Meierij gelegen, mede verwijzend naar zijn voorganger Johan van Leefdael; idem een resolutie van de Ed: Mo: van 12 augustus 1727 rakende die van Kortessem [Costerheijm] i.v.m. hun bijdrage aan de reparatie van de kerk van Nuenen – zie ook folio 555

26 Arnolda Ploegmakers weduwe van Hendrikus van den Hurck, landbouwster te Heesch, verklaart f 1.500,-- schuldig te zijn aan Henricus van den Heuvel, rentenier te Uden. Francis Ploegmakers, landbouwer te Heesch stelt zich tot borg.