Dit stenen huis of kasteel van Asten, dat nu een ruïne is, heeft lange tijd tot woonverblijf gediend van de heren en vrouwen van Asten. In 1432 wordt er voor het eerst melding van gemaakt. *
Na 1836, toen het niet meer werd bewoond, raakte het in een bouwvallige toestand. In de dertiger jaren van deze eeuw vond een algehele restauratie plaats. Het herstelde kasteel heeft niet lang in volle glorie mogen prijken; bij de oorlogshandelingen in het najaar van 1944 werd het vrijwel geheel verwoest. *
Blijkens de archieven van de abdij van Postel behoorde de heerlijkheid in het begin van de 13e eeuw aan de heren van Kuijk. Albertus, heer van Kuijk, stond in 1221 zijn helft van het collatierecht van de kerk van Asten aan de abdij van Floreffe bij Namen af ten behoeve van de broeders en zusters van Postel. *
Toch bezaten ook de heren van Kuijk nog in 1358 rechten te Asten, hetgeen blijkt uit een charter, aanwezig in het archief van de Nassause Domeinraad, waarbij Johannes, heer van Kuijk een erfrente uit de villa Asten aan zijn zwager schenkt. *
Een kleinzoon van Beatrix van Kuijk, Hendrik van Stakenborch werd monnik in de abdij van Floreffe en verkocht de heerlijkheid Asten aan Johanna, hertogin van Brabant. Deze en haar echtgenoot Wenceslas van Bohemen gaven op 4 september 1362 de heerlijkheid in leen aan Pieter Coutereel, schout in Leuven. *
In de loop der eeuwen ging de heerlijkheid vele malen in andere handen over, hetzij door vererving, hetzij door koop. De heren van Asten bezaten vele rechten, zoals blijkt uit de akte van overdracht van de heerlijkheid van 10 juli 1754. * Daarin worden genoemd hoge, middelbare en lage jurisdictie, recht van de jacht, visserij en houtschat, lenen, gruit, wind- en watermolen, tienden, cijnsboek, aanstelling van drost, secretaris, schepenen, burgemeester, kerk- en armmeesters, vorster en ondervorster, laatbank en griffier hiervan over het Dominiaal. Kort daarna werd de heerlijkheid gesplitst, waarbij aan Jacobus Losecaat, drossaard en secretaris van Asten de secretarie van Asten, enige landerijen en het Roomse kerkhuis werden toebedeeld, het overige gedeelte (5/6) ging naar Jan van Nievervaart en Cornelis van Hombroek te Dordrecht. *
Het archief is op 11 februari 1957 door C.F.M. Baron van Hövell tot Westerflier, eigenaar van de heerlijkheid aan de Rijksarchivaris van Noord- Brabant in bewaring gegeven voor een periode van tien jaar met stilzwijgende verlenging. Reeds eerder, in het jaar 1948 en daarvoor, was een deel van het archief verkregen van de toenmalige eigenaar, Mr. C.E.A. Baron van Hövell tot Westerflier. Blijkens het proces-verbaal van de overdracht in 1957 bestond het archief toen uit 139 charters, 6 delen en 12 portefeuilles met losse stukken. Daarnaast waren op het Rijksarchief van Noord-Brabant enige archivalia aanwezig betreffende het Leen- en Laathof van Asten, in 1906 geschonken door Mr. D. van Houweninge te Alkmaar. Deze bescheiden zijn aan het heerlijkheidsarchief toegevoegd. *
De onderverdeling van de beide hoofdafdelingen is geheel verschillend. In de eerste afdeling is getracht door indeling in een aantal rubrieken de onderwerpen, waarover zich archivalia hebben gevormd, naar voren te laten komen, terwijl in de tweede afdeling, na een indeling in stukken van persoonlijke en zakelijke aard, het accent meer op de namen is gelegd, zowel van de families van de heren en vrouwen van Asten als van de plaatsen, waar hun goederen waren gelegen.
Het te inventariseren archief bevatte tenslotte nog een aantal archivalia, die betrekking hebben op de heerlijkheden Deurne, Liessel en Vlierden. Deze zijn waarschijnlijk in het heerlijkheidsarchief van Asten terechtgekomen via Everard van Doerne, die heer was van Deurne en Asten, terwijl oudere leden van het geslacht van Doerne tevens heer waren van Vlierden. Van een groot aantal akten en andere stukken kon het verband met het heerlijkheidsarchief van Asten niet worden achterhaald. Beide laatste archiefonderdelen zijn in twee aparte afdelingen opgenomen.
Tijdens het inventariseren raadpleegde ik "De geschiedenis van de heeren, de heerlijkheid en de dorpen van Asten en Ommel", een uit acht delen bestaand handschrift, samengesteld door Mr. C.E.A. Baron van Hövell tot Westerflier, dat de periode 1200 - 1808 omvat. Dit handschrift geeft de letterlijke teksten weer van een groot aantal brieven en akten, betrekking hebbend op de heerlijkheid. Deze teksten zijn onderling verbonden door mededelingen, verklaringen en uitweidingen van de schrijver. Wegens het ontbreken van een tafel of index is het handschrift echter moeilijk toegankelijk. Het bevindt zich momenteel in de archiefbewaarplaats van het streekarchivariaat Peelland.
V.A.M. de Kort, 1978