214 Codicille gemaeckt bij Henrick van der Weijden inden jare xvi c ende sess den xviii dach maij. Ende want ick hebbe geconcipieert inde voorgaende een aelmisse genoempt een burse soo assigneere daer toe inden iersten die thien gulden sjaers ende vijff stuijvers die welck Cornelis [dubieus] Janssen den Steenhouwer gevest heeft int huijs dat ick vercocht hebbe – item een renthe van sess gulden vijff stuijvers jaerljcx die welcke mij gevest heeft Jan W… Loijmans tot Soemeren vuijt onderpanden gelegen tot Lierop ende voirts eest saecke …. icks selffs nijet en sal ….. datmijn executeurs sullen voirden (?) die vier hondert gulden die mij noch coemen tot voldoeninghe van den huijse ende gelt comende van myn vercochte [777r] boecken ende vercochte huijsraeth ende sullen renten maecken dat die burse sullen weesen vijffentseventich gulden jaerlijcx – onder stont d’accorde van dese copijen voor soo veel dese clausulen sijn aengaende attesteert Geerart Kempen notarius openbaer bij den Raede van Brabant geadmitteert – Oirconde etc. was onderteeckent G.Kempen not.st. –
Dat dese extracten ofte copijen met de copijen bijden vs. notaris Gerardt Kempen geauctentiseert sijn accoderende attest ick den onderges. notaris te ‘sHertogenbossche residerende – toirconde etc. P. van Haestrecht nots. st.