258 Op verzoek van kwartierschout verklaart chirurgijn Johannes van der Henst onder ede dat hij de verwondingen toegebracht aan Johannes Dalen wonend in het Nageltonneke te ’s-Hertogenbosch heeft verzorgd en verbonden. Johannes Dalen had diepe snee over zijn gezicht, schuin over neus en beide lippen tot aan tanden toe en ook nog messteek achter linkerarm tot aan schouderblad, wel 4 duimen lang ter breedte van bajonet of mes. Ook Johannes van Dalen legt verklaring af onder ede op verzoek van kwartierschout. Hij is als knecht werkzaam bij Laurens Verhoeven, radmaker te Udenhout. Gisteren, in namiddag liep[hij samen met Laurens Verhoeven terug van de stad ‘s-Hertogenbosch naar huis van weduwe Pieter van Ginckel op de Helvoirtse dijk]. Ze kwamen daar ’s avonds aan. Laurens Verhoeven is toen bij haar gaan zitten en is direct in slaap gevallen. Johannes probeerde hem wakker te maken, want ze moesten nog naar Udenhout. Er zaten nog enkele personen meer in huiskamer van genoemde weduwe. Een zekere Van Rijswijck zei tegen hem: “Laat hem toch met rust, het gaat u toch niet aan dat hij slaapt.” Hij antwoordde daarop dat ze samen op stap waren geweest in Den Bosch en voor donker thuis wilden zijn in Udenhout. Toen kwam er ander voor hem onbekend persoon in hemdsrok die hem bij de mouw pakte en hem zei met hem naar de voordeur te gaan. Hij wilde Johannes spreken. Zonder er ook maar iets achter te zoeken ging hij met onbekende mee. Hij zag dat de onbekende zijn kleren bij de voordeur had neergelegd. Plots had hij een lang mes in zijn hand en begon daarmee te steken en te slaan. Daardoor liep Johannes zijn verwondingen op aan gezicht en rug. Johannes nam een stok en sloeg daarmee in op de onbekende belager. Ze vielen beiden op de grond waarop deze belager hem nog een messteek in zijn arm toebracht. Johannes is toen vanuit het huis van weduwe van Ginckel naar huis van Johannes van der Henst gebracht waar zijn verwondingen zijn verzorgd.