De fabriek betrof een stoomolieslagerij en handel in granen en veevoeder en schijnt gedurende de periode 1921-1930 gewerkt te hebben voor de NCB maar werd daarna stopgezet wegens verliesmakend en slechte vooruitzichten. Het werk betrof o.m. verwerking van lijnzaad en raapzaad tot olie. Olie kan onderverdeeld worden in eetbare oliën zoals bakolie, boterolie, raapolie en slaolie maar ook kan olie gebruikt worden als bijvoorbeeld grondstof voor verfwaren en andere technische toepassingen. Naast de molen stond een groot fabrieksgebouw met stoommachines. De stoomtram kwam voor de fabriek langs en er was een aftakking het fabrieksterrein op. Men had in die tijd al telefoon. In 1999 verscheen het boekje: "Uden is een begin van een fabriek rijker geworden : Grepen uit de geschiedenis van de Put, de Coen, de Huls en de Slinger", door de heer A.L.M. Sanders.