"Een nieuw gebod geef ik u: Bemint elkander; zoals ik U heb liefgehad, moet gij ook elkander beminnen. Hieraan zullen allen erkennen, dat gij mijn leerlingen zijt, wanneer gij elkander liefhebt".
De Christelijke Kerk der eerste eeuwen rekende de zorg voor de armen dan ook tot haar speciale taak en beschikte daartoe over eigen, ambtelijke, functionarissen, in de persoon van de diaken.
Deze officiële armenzorg, vanwege en voor rekening van de Kerk, is, althans in onze streken, reeds in de vroege middeleeuwen geheel verdwenen. Wat er voor in de plaats komt, is een machtige bloei van het partikulier initiatief in de vorm van weldadigheid door kloosters, gestichten en inrichtingen allerwegen en vooral de zgn. Heilige Geesttafels, genoemd naar de Goddelijke Liefde in Persoon.
Uiteraard waren deze instellingen aan kerkelijke invloed onderhevig en soms aan een zeker kerkelijk toezicht. Van dit laatste moet men zich, speciaal in de middeleeuwse verhoudingen, geen overdreven voorstelling maken. De bisdommen waren uitgestrekt en de verbindingen slecht en wie weet welk een moeite het kostte een behoorlijke kerkelijke discipline te handhaven, kan zich voorstellen, dat men van ambtelijke kerkelijke zijde er nauwelijks aan gedacht heeft een Organisatie aan de charitas op te leggen.
Men ziet dan ook, dat alom de stedelijke overheden zich gaan belasten met de benoeming, het toezicht en de controle van de armbesturen.
Een scherpe scheiding tussen Kerk en Staat als in onze dagen kende men niet. Enerzijds subsidieerde de burgerlijke overheid, waar nodig, de kerkelijke instellingen, anderzijds wilde zij ook garanties, dat de armenzorg naar behoren plaats vond, en aarzelde zij niet daarbij voorschriften te geven. Uiteraard was ook toen niet alles botertje tot de boom en heeft het aan conflicten niet ontbroken.
De bevrijding van ons land had de totstandkoming van de Grondwet 1814 tot gevolg en de vereniging met België de totstandkoming van de Grondwet 1815.
Het voorschrift, in deze grondwet opgenomen, dat jaar1ijks uitvoerig verslag van het armwezen aan de Staten-Generaal moest worden uitgebracht, kan men als een poging zien om de eenheid in de Armenzorg te brengen. Aan enige andere reglementering was de regering echter niet gebonden, alleen de aanhoudende zorg was opgedragen. Reglementen met betrekking tot de inrichting van het armbestuur en godshuizen werden bij K.B. van 31 december 1814 gegeven.
Deze wet kent als grondbeginsel 5 punten:
1. de ondersteuning der armen wordt overgelaten aan de kerkelijke en bijzondere instellingen van weldadigheid;
2. de burgerlijke armenzorg mag een arme slechts ondersteunen, wanneer hij die niet van kerkelijke- of bijzondere instellingen van weldadigheid verkrijgen kan;
3. de burgerlijke armenzorg mag slechts bij volstrekte onvermijdelijkheid ondersteunen;
4. gemeentelijke subsidie aan instellingen van weldadigheid moet tot een minimum beperkt blijven;
5. de kerkelijke particuliere instellingen van weldadigheid behouden hun absolute zelfstandigheid.
1. overheidsinstellingen
2. kerkelijke instellingen
3. bijzondere niet-kerkelijke instellingen
4. instellingen van gemengde aard
Een nauwere samenwerking tussen de genoemde instellingen van weldadigheid trachtte men te bereiken door de mogelijkheid te scheppen tot oprichting van een armenraad en een inlichtingendienst.
Wanneer de arme in staat was te werken, dan moest de ondersteuning zoveel mogelijk geschieden in de vorm van loon voor arbeid. De te verstrekken ondersteuning mocht de grens van het voor het levensonderhoud noodzakelijke niet overschrijden.
Behoudens een wijziging in 1929 bleef de Armenwet gehandhaafd tot 1965, waarna zij vervangen werd door de Algemene Bijstandwet. Deze ging uit van het principe dat bijstand een taak van de overheid was, met een mogelijkheid tot beroep op de uitoefening van deze overheidstaak. De weg van een gunst naar een recht was voltooid.
ARMENZORG IN NISTELRODE
In 1843 werden in de gemeente Nistelrode 58 huisgezinnen - hierbij niet inbegrepen de personen die particulier ondersteund werden - door de publieke armenfondsen geholpen. En dit op een totaal der bevolking van ongeveer 2150 inwoners. Hieruit valt op te maken dat Nistelrode in die tijd een arm dorp was. Er werd dan ook veelvuldig gebedeld en niet enkel door mensen uit Nistelrode, maar ook door die uit Vorstenbosch. Dezen gingen op een vaste dag in de week langs de huizen. Besloten werd dit euvel te beteugelen. Er werd om die reden in 1854 een fonds gevormd, dat uitkeringen ging doen. In dit fonds werden wekelijks bijdragen gestort en de gemeente schonk een jaarlijkse bijdrage van f 200,-.
Opheffing van het Armbestuur
De armbesturen welke na 1912 werden opgericht, hadden zondermeer een algemene taak. Ingevolge artikel 87 van de Bijstandswet werden deze van rechtswege opgeheven. Aanvankelijk lag het in de bedoeling alle armbesturen op te heffen. Zo was dat ook geregeld in de ontwerpwet.
In de gemeente Nistelrode kan men stellen dat nu de armenverzorging naar de gemeente was overgegaan, er voor het armbestuur geen taak meer was weggelegd welke zij volgens het reglement moest vervullen. Artikel 90 van de Algemene Bijstandswet bepaalde dat in afwachting van de toepassing van artikel 88 en 89 een aantal artikelen van de Armenwet blijven gelden, o.a. de artikelen 17 en 27. Hierin was de opheffing van de Burgerlijke Armbesturen geregeld. Dit artikel leert ons dat de gemeente twee dingen kon doen, n.l.:
1. Artikel 88 Algemene Bijstandswet toepassen (afzonderen van een deel van het vermogen)
2. Artikel 17 e.v. van de Armenwet toepassen (opheffen).
Oude toestand
De hierna volgende inventaris bevat de beschrijving van de archiefbescheiden van het algemeen armbestuur, later het burgerlijk armbestuur van de gemeente Nistelrode.
De archiefbescheiden hebben berust onder de secretaris van het armbestuur. Bewaring ervan geschiedde later door het Bureau Interne Zaken ter secretarie.
Het archief was oorspronkelijk opgeslagen in ± 6 ml archiefdozen en stond in de archiefbewaarplaats van de gemeente Nistelrode, Later, in verband met de verbouw van het gemeentehuis, is het overgebracht naar het depot van de archiefdienst van het Streekgewest Brabant-Noordoost te Uden. Het archief verkeerde in zeer slechte staat. Het was een in dozen gestorte hoeveelheid losse stukken zonder enig verband. Diverse stukken zijn aangevreten door muizen, te zien aan de gevonden achtergebleven uitwerpselen. Enig spoor van ordening was niet te vinden. Neveningangen, schema’s e.d. werden dan ook niet aangetroffen. Van systematische vernietiging van archiefbescheiden is niets gebleken. Er worden echter nogal wat stukken vermist.
Bewerking van het archief
De inventaris omvat de periode 1814-1965. Het merendeel der stukken omvat de periode 1912-1965, de periode van het burgerlijk armbestuur. 1,5 m archief is nog teruggevonden in het secretariearchief. Bij de inventarisatie is gebruik gemaakt van de richtlijnen voor inventarisatie van archieven na 1813. Verder is de indeling aangehouden van de code V.N.G. . De te compacte hoedanigheid van het archief werd te niet gedaan en de archiefbescheiden werden zodanig in archiefdozen geplaatst, dat ze zonder moeite te raadplegen zijn. Veel dozen zijn vervangen. Van de mogelijkheid tot vernietiging is geen gebruik gemaakt. Als gevolg van de vele hiaten is het van belang de nog overgebleven stukken te behouden om een goed en historisch inzicht te verkrijgen.
Huidige toestand van het archief
Na bewerking van het archief omvat dit 7 m. Het archief is aanvankelijk geplaatst in het archiefdepot van het Streekgewest Brabant-Noordoost, na de fusie van 2005 met het RANB is het archief geplaatst bij het BHIC in 's-Hertogenbosch. De opstelling is in volgorde van de inventarisnummers, welke zowel op de omslagen als op de dozen vermeld zijn. De nummers met sterretje zijn door de inventarisator wel aangetroffen maar bleken destijds bij de overbrenging naar het rayondepot in Oss niet meer aanwezig te zijn.
naam, benoemd
N. Manders, 15 dec 1853
A. Galiarts, 13 dec 1854
L.v.d. Laar, 8 dec 1856
H.v.d. Akker, 19 dec 1857
P.v.d. Heijden, 24 nov 1859
P.v.d. Ven, 1861
Wv.d. Heuvel, 13 jan 1862
A. Linders, 1862
R. Manders, 15 dec 1863
H.v.d. Zanden, 26 nov 1864
G.v.d. Kamp, 28 dec 1865
H.v.d. Heijden, 15 nov 1866
M. Verwijst, 1868
J.v.d. Ven, 29 okt 1869
F.v. Nuland, 29 okt 1869
G.v. Haandel, 8 jun 1869
H.v. Haandel, 30 nov 1871
A.v. Rooij, 1871
C. Verhofstad, 1872
C.v.d. Endering, 03 dec 1873
G.v.d. Linden, 26 nov 1874
J.v. Drunen, 03 dec 1875
J. Zegers, 15 nov 1876
W.v. Haandel, 22 nov 1876
M.v.d. Boogaard, 28 nov 1878
Th. Bevers, 05 dec 1879
J.v.d. Rijt, 05 dec 1879
W.v.d. Hoogen, 04 jan 1882
M. Verstegen, 12 dec 1882
L.v.d. Hogen, 28 nov 1883
J.v. Dijk, 29 dec 1884
W. Nous, 1885
J. Verwijst, 1885
W. Nous, 05 dec 1887 (herbenoemd)
A. Jansen, 04 dec 1888
C.v. Steenbergen, 29 nov 1889
A.v.d. Ven, 28 dec 1892
W. Nous, 05 sep 1893 (herbenoemd)
A.v.d. Ven, 23 dec 1895 (herbenoemd)
W. Nous, 30 dec 1896 (herbenoemd)
G. Bevers, 27 nov 1897
H.v. Grinsven, 28 dec 1899
G. Bevers, 18 dec 1900 (herbenoemd)
G. Smits, 18 dec 1902
R.v. Dijk, 1903
C. Spierings, 28 dec 1905
A.v. Delst, 05 dec 1905
C.v.d. Ven, 19 jan 1907
A.v. Rooij, 19 jan 1909
C.v.d. Ven,1910 (herbenoemd)
P. Smits, 23 dec 1911
A.v. Drunen, 19 nov 1912
P. Smits, 03 dec 1914 (herbenoemd)
C.v.d. Ven, 15 jan 1917 (herbenoemd)
H.v.d. Heijden, 15 dec 1917
H.v.d. Heijden, 19 nov 1920 (herbenoemd)
C.v.d. Ven, 07 dec 1922 (herbenoemd)
H.v.d. Heijden, 12 jan 1922 (herbenoemd)
A.v. Drunen, 13 dec 1924 (herbenoemd)
C.v.d. Ven, 23 dec 1925 (herbenoemd)
F.v. Dijk, 21 jan 1927
J.vd. Boogaart, 07 jan 1928
J.v.d. Boogaart, 02 jan 1930 (herbenoemd)
R.v. Dijk, 02 jan 1931
M.v.d. Ven, 02 jan 1932
A.v.d. Hoogen, 02 jan 1935
R.v. Dijk, 02 jan 1935 (herbenoemd)
L.v.d. Broek, 17 jul 1935
L.v.d. Broek, 02 jan 1936 (herbenoemd)
A.v.d. Hoogen, 02 jan 1937 (herbenoemd)
W. Leijen, 02 jan 1938
M.d. Mol, 02 jan 1939
L.v.d. Broek, 02 jan 1939 (herbenoemd)
M.d. Mol, 02 jan 1940 (herbenoemd)
W.Leijen, 02 jan 1941 (herbenoemd)
M.d. Mol, 02 jan 1943 (herbenoemd)
W. Leijen, 02 jan 1944 (herbenoemd)
L.v.d. Broek, 02 jan 1945 (herbenoemd)
M.d. Mol, 02 jan 1946 (herbenoemd)
S.v. Steenbergen, 02 jan 1946
W. Leijen, 02 jan 1947 (herbenoemd)
S.v. Steenbergen, 02 jan 1948 (herbenoemd)
M.d. Mol, 02 jan 1949 (herbenoemd)
W. Leijen, 02 jan 1950 (herbenoemd)
S.v. Steenbergen, 02 jan 1951 (herbenoemd)
M.d. Mol, 02 jan 1952 (herbenoemd)
F.v.d. Heuvel, 02 jan 1953
S.v. Steenbergen, 02 jan 1954 (herbenoemd)
M.d. Mol, 02 jan 1955 (herbenoemd)
F.v.d. Heuvel, 02 jan 1956 (herbenoemd)
C.v.d. Heijden, 01 jun 1957
M.d. Mol, 02 jan 1958 (herbenoemd)
C.v.d. Heijden, 02 jan 1959 (herbenoemd)
P.v.d. Loop, 29 jun 1959
F.v.d. Heuvel, 02 jan 1960 (herbenoemd)
F.v. Geenen, 02 jan 1962
F.v.d. Heuvel, 02 jan 1963 (herbenoemd)
P.v.d. Loop, 02 jan 1964 (herbenoemd)
Kenmerken
Het precieze jaar van openbaarheid kun je per inventarisnummer vinden.
Bij vragen kun je contact opnemen met het BHIC.