Reeds in 1947 werden de mogelijkheden van gasvoorziening in Uden in studie genomen. Er werden toen verder geen resultaten geboekt.
In 1950 werd de gasvoorziening eigenlijk pas serieus ter hand genomen. Bij de 15e wijziging van de gemeentebegroting werd een krediet van f 1.500,-- beschikbaar gesteld om een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheden van gasvoorziening in Uden. De heer A.J.Th.Hofman e.i. te Wassenaar werd bereid gevonden een rapport t.a.v. de gasvoorziening uit te brengen. Dit rapport verscheen in januari 1955. Ondertussen was door de Staatsmijnen in Limburg een hoge druk gastransportleiding gelegd van St.Oedenrode via Uden naar Nijmegen. Deze leiding kwam in 1951 gereed.
Het was toen technisch mogelijk de woonkernen Uden en Volkel, alsmede het industriepark van mijngas te voorzien. Er werd contact opgenomen met de Staatsmijnen in Limburg. Toch zou het nog ca. 5 jaren van moeizame arbeid vergen voordat deze voor de gemeente Uden zo belangrijke voorziening ter hand zou worden genomen. Na veel besprekingen, onderhandelingen en correspondentie werd in oktober 1954 in beginsel accoord gegaan met de van de Staatsmijnen ontvangen voorwaarden voor gaslevering.
Deze voorwaarden werden uitgewerkt in een gasleverings- en gasbergingsovereenkomst met bijbehorende Algemene voorwaarden voor gaslevering. Deze overeenkomsten werden door de Staatsmijnen opgesteld na verkregen overeenstemming met het Permanent Contactorgaan van de gemeenten,welke gas betrokken van de Staatsmijnen.
Eerst toen de genoemde overeenkomst binnen was kon de gemeentelijke adviseur met de samenstelling van zijn rapport beginnen.
Uit genoemd rapport bleek o.a. het volgende:
Het bedrag van vaste lasten bestond uit de volgende posten:
- gas- inkoopprijs
- rentelast
- afschrijving.
De levering van gas zou geschieden op basis van het reeds genoemde contract voor gaslevering en gasberging van de Staatsmijnen. De uiteindelijke prijs ,die zou moeten worden betaald was afhankelijk van:
1. de kolenprijs af mijn van vetkolen,slik uitgezonderd;
2. het groothandelsindexcijfer;
3. het capaciteitsbedrag;
4. het vaste bedrag per jaar;
5. eventuele verhoging met bedragen voortvloeiende uit te hoge uurafnamen;
6. vergoeding wegens het ontbreken van gasberging in de gemeente;
7. het gasverbruik per jaar.
Het verloop van het aantal aansluitingen en van het daarmede verband houdende gasverbruik werd - uitgaande van een gemiddeld jaarverbruik per aansluiting van rond 500 m3 -voor de eerste vier bedrijfsjaren gesteld op: zie tabel 1.
Hoofdgasnet met aansluitingen.
Het hoofdgasnet diende in eerste instantie te worden beperkt tot die gedeelten van de gemeente,welke een min of meer gesloten bebouwing hadden en welke niet te ver van het hoofdvoedingpunt,wat zou worden gevestigd op het industrieterrein in de onmiddelijke nabijheid van de persleiding der Staatsmijnen,waren verwijderd. Het hoofdbuizennet wat werd voorgesteld had een totale lengte van 18,3 km buis,waaraan ruim 1.000 aansluitbare percelen gelegen waren. Het hoofdgasnet zou worden uitgevoerd ten dele met gietijzeren leidingen en ten dele met stalen leidingen. Er werd overwogen om voor de huisaansluitingen een kleine bijdrage van de gegadigden tot aansluiting te verlangen. Men vermoedde,dat ieder,wiens woning aan het hoofdgasnet gelegen was,zijn perceel voor niets zou laten aansluiten, zonder dat vast zou staan,dat hij ook inderdaad verbruiker zou worden. Door een bescheiden bijdrage te verlangen dacht men dit te ondervangen.
De totale bouwkosten van het hoofdgasnet met 680 huisaansluitingen werden geraamd op f 425.000,--,wat resulteerde in bedragen aan rente en afschrijving van resp. f 14.875,-- en f 18.114,40.
Personeel.
Het lag in de bedoeling om een gediplomeerd gasfitter in dienst te nemen en deze te belasten met de dagelijkse technische werkzaamheden aan het net en de huisaansluitingen. Aangezien de werkzaamheden van deze fitter in de eerste bedrijfsjaren niet groot zouden zijn, kon hem
zonder bezwaar ook andere passende arbeid worden opgedragen. Hiervoor kwamen in aanmerking het opnemen van de gasmeters en het innen van de wegens gasverbruik verschuldigde gelden. Het personeel zou in Algemene dienst van de gemeente komen.
Tarieven.
-De eenvoudigste manier om tot vaststelling van de tarieven te komen was het totaal bedrag der lasten delen door de geraamde gasverkoop in m3. Men mocht echter niet uit het oog verliezen de prijs van de konkurrerende brandstof voor kookdoeleinden, i.c, die van het butagas. Er werd voorgesteld een bindend vastrechttarief in te voeren. Men stelde de volgende tarieven voor:
1. een vastrechtbedrag van f 2,50 per maand;
2. een eenheidsprijs van: 15 ct/m3 voor de eerste 50 m3 per maand; 142 ct/m3 voor de volgende 50 m3 per maand; 14 ct/m3 voor alle volgende m3 per maand. Voor de verzorgingsbedrijven zouden dan weer andere tarieven gelden. De voorstellen t.a.v. deze gebruikers luidden:
1. voor een verbruik per jaar van 1.200 - 3.000 m3: een vastrechtbedrag van f 3,50 per maand en een eenheidsprijs van 13 ct/m3;
2. voor een verbruik van 3.001 - 6.000 m3 per jaar: een vastrechtbedrag van f 4,50 per maand en een eenheidsprijs van 122 ct/m3.
De kostprijs van normale meters voor huishoudelijk verbruik bedroeg gemiddeld f 60,- per stuk. Bij een aangenomen levensduur van 15 jaren zou een bedrag van ca. f 6,- per jaar benodigd zijn. Vastgesteld werd een meterhuur van f 0,50 per maand.
Van bovengenoemde aanbevelingen werd uitgegaan bij de instelling van het Gasbedrijf. Bij raadsbesluit van 31 januari 1955 werd besloten f 425.000,-- beschikbaar te stellen voor de aanleg van een gasdistributienet. Het krediet werd verhoogd met f 77.600,-- i.v.m. uitbreiding van het net op het Udensveld. In 1956 was de aanleg van het net zo ver gevorderd,dat met de gasvoorziening in 1957 kon worden begonnen. Toch achtte men het nodig,dat te rekenen met ingang van 1 januari 1956 werd ingesteld een Gasbedrijf. Het bedrijf werd met hetzelfde raadsbesluit d.d. 26 september 1956 aangewezen als tak van dienst ingevolge art. 252 van de gemeentewet. Bij het kiezen van de bedrijfsvorm werd de zogenaamde kamaralistische boekhouding, welke voor de Algemene dienst was voorgeschreven, losgelaten en werd een commerciële boekhouding gevoerd. De administratie zou worden gevoerd naar de beginselen van dubbel boekhouden en er zou een balans en verlies- en winstrekening worden samengesteld. Met het geldelijk beheer en de boekhouding werd belast het hoofd van de (centrale) Administratie van het bureau Gemeentewerken en bedrijven. Krachtens het 2e lid van eerder genoemd artikel 252 moet een tak van dienst beheerd worden volgens door de raad onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten in een beheersverordening vastgelegde regels.
Uit een oogpunt van doelmatigheid en uniformiteit achtte men het gewenst voor alle takken van dienst één beheersverordening in het leven te roepen. Het lag in de bedoeling dit te doen tegelijk met het instellen van onderhavig bedrijf. In september 1956 was echter het ontwerp nog niet gereed. Het zou in een volgende vergadering ter vaststelling worden aangeboden!
Op het raadsbesluit van 26 september 1956 tot de instelling van het Gasbedrijf,volgde alras de uitvoeringsbesluiten. Zo werd bij raadsbesluit d.d. 3 december 1956 vastgesteld de Gasleveringsverordening en de Gastarievenverordening. Verder stelde de raad bij besluit van 7 september 1961 de Gasgeiserverhuurverordening vast.
Voor de ontwikkeling van het bedrijf zie tabel 2.
Voor 1967 was géén exploitatie-verlies/winst vast te stellen en wel om de volgende reden.
Nadat de Raad in 1962 besloten had in beginsel mee te werken aan de oprichting van Obragas N.V. nam men op 6 januari 1967 het besluit om alsnog met ingang van 1 januari 1967 als aandeelhoudster toe te treden tot de Maatschappij voor Intercommunale Gasvoorziening in Oost-Brabant (Obragas) N.V.. Bij de gelijktijdig gesloten overeenkomst verplichtte de gemeente zich tot de verkoop van:
-het gasontvangststation;
-de buizennetten met toebehoren;
-de magazijnvoorraden;
-overige aktiva en passiva, behorend tot het Gasbedrijf.
Overeenkomstig het bepaalde in punt 6 van de gesloten overeenkomst:
"De gemeente draagt zorg,dat de gemeentelijke Gaslevering-, Gastarieven-,en Geiserverhuurverordeningen zo spoedig mogelijk worden ingetrokken en dat de aanwijzing van het Gasbedrijf als tak van dienst,bedoeld in artikel 252 van de Gemeentewet,komt te vervallen" besloot de Raad bij besluit van 14 april 1969 tot opheffing van het Gasbedrijf onder gelijktijdige intrekking van alle genoemde verordeningen,ingaande de datum van toetreding tot Obragas N.V. - in casu - 1 januari 1967.
oude toestand.
Deze inventaris omvat de beschrijving van het archief van het, gemeentelijk Gasbedrijf Uden,gevormd onder beheer van de administrateur van het bedrijf. De bewaring van het archief geschiedde in eerste instantie grotendeels op de afdeling Centrale Administratie van Bedrijven. Pas na opheffing van het bedrijf werd het geplaatst in de archiefbewaarplaats van de gemeente Uden.
Het archief werd stofvrij opgeborgen in archiefdozen.
Het onderhavige archief had een zaaksgewijze ordening. Bij de rangschikking van de dossiers volgde men de indeling van de code V.N.G.. Het archief is vrijwel compleet bewaard gebleven en had een omvang van circa 4 strekkende meter. Van eerdere inventarisatie is geen sprake geweest. Ook werden er geen neveningangen aangetroffen.
De series begrotingen, rekeningen en rekeningbewijzen vormden tesamen een aanzienlijk gedeelte van de aanwezige archiefbescheiden. Aan vernietiging heeft men in het verleden geen behoefte gehad.
Bewerking.
De inventaris omvat de periode 1956-1969. In 1956 werd het bedrijf ingesteld (raadsbesluit d.d. 26 september 1956), terwijl het per 1 januari 1967 werd overgedragen aan Obragas N.V., wat opheffing van het Gasbedrijf Uden betekende (raadsbesluit d.d. 14 april 1969). In het bedrijfsarchief werden echter bescheiden aangetroffen, die dateren van een vroegere datum dan 1956. Dit betrof in de meeste gevallen bescheiden, die de aanloop vormden tot de instelling van het Gasbedrijf.
Zij zijn in het secretarie-archief - onder codenummer 1.824.111 - opgenomen.
Voor de inventarisatie is - voor wat betreft het gedeelte (administratieve) organisatie - het inventarisatieschema gevolgd, dat vermeld staat in de bijlage van de circulaire van de Minister van Binnenlandse Zaken van 28 december 1949, nr. 31327: "Algemene regels voor de verzorging van de gemeente-archieven van na 1813".
Bij de selectie is de "Lijst houdende opgaaf van voor vernietiging in aanmerking komende stukken dagtekenende van na 1850" gevolgd. Vooraf heeft overleg plaatsgevonden tussen de afdeling C.A.B.,de streekarchivaris,de afdeling Interne Zaken en de samensteller van deze inventaris. Een opgave van de vernietigde bescheiden is in de inventaris opgenomen.
De inventarisatie werd begeleid door de heer J.Sluijters, archivaris te Uden. Hem ben ik bijzonder dankbaar voor zijn begeleiding bij het tot stand komen van deze inventaris. Dank ben ik verder verschuldigd aan de heer M.Voorzee, adjunct-archivaris te Uden,die niet alleen bij de ordening van het onderhavige archief, maar ook bij andere facetten van mijn studie veelvuldig zijn hulp verleende.
Verder wil ik op deze plaats mijn erkentelijkheid betuigen aan het gemeentebestuur van Uden en het personeel van de afdeling Interne Zaken. Enerzijds stelden zij mij in de gelegenheid de inventarisatie te verrichten,anderzijds stelden zij alle faciliteiten van de gemeente beschikbaar en maakten zij door hun hulp het mogelijk deze inventaris uit te geven.
Huidige toestand.
Na bewerking van het onderhavige archief is dit van circa 4 strekkende meter teruggebracht naar een omvang van 195 strekkende meter Het archief is geplaatst in het archiefdepot van de gemeente Uden.
De opstelling geschiedt in volgorde van de inventaris-. nummers,welke zowel staan op de dossieromslagen als op de buitenzijde van de archiefdozen.
Bedrijfsjaren 1e jaar 2e jaar 3e jaar 4e jaar
Aantal aansluitingen 680 815 950 1.080
Huishoudelijk verbruik 340.000 407.500 475.000 540.000
Verzorgingsbedrijven 51.000 61.500 71.000 81.000
Gasverlies 16.000 19.000 22.000 25.000
Gasinkoop in m3 407.000 488.000 568.000 646.000
Ontwikkeling van het bedrijf
Jaar Aantal afnemers op 1 januari Verkochte hoeveelheid gas in m3 Aantal geplaatste geisers Lengte van het hoofdnet in m op i januari Boekwaarde bezittingen op 1 januari Exploitatie verlies (- = winst)
1957 - 177.336 - 15.608 f 359.099 f 32.294,03
1958 468 345.332 - 21.644 f 462.842 f 27.987,46
1959 723 496.637 - 26.406 f 540.393 f 15.390,33
1960 862 602.708 - 27.399 f 549.613 f 212,50
1961 958 706.785 - 28.102 f 584.967 f - 4.304,02
1962 1.114 884.168 84 29.719 f 625.675 f 21.044,98
1963 1.366 1.122.971 271 32.594 f 701.690 f -28.856,82
1964 1.638 119.186 488 35.466 f 784,447 f -35.712,65
1965 1.947 1.317.659 702 41.498 f 875.665,- f -50.869,72
1966 2.252 1.721.707 903 45.248 f1.088.385 f -32.483,52
1967 2.528 1.950.074 1.119 48.865 f1.130.942