Schepenen van Eersel oorkonden dat Godevart Henrix soen van den Poel van Roesel schuldig is aan heer Nicolaus van Blochem, provisor van het godshuis van Postel, ten behoeve van dat godshuis een erfpacht van 2 mud rogge uit een halve akker, geheten Die Gerstacker, uit een akker geheten Den Prumelteren Ackerken, gelegen aan 'Die Voirheten ter Vloet waert omme', uit de helft van een akker geheten Die Voirtacker, met beide zijden gelegen aan het godshuis van Tongerlo, uit een akker geheten Die Aude Gracht, met een zijde gelegen aan het godshuis van Tongerlo, uit een akker geheten Die Clein Wildbraet, gelegen met een zijde aan de weg die komt van Dalem, uit een hoeve, en uit een bochtje niet ver van de Elmter (Clinter?) Voirt, alle in Hapert.
Schepenen van Eersel oorkonden dat Godevart Henrix soen van den Poel van Roesel schuldig is aan heer Nicolaus van Blochem, provisor van het godshuis van Postel, ten behoeve van dat godshuis een erfpacht van 2 mud rogge uit een halve akker, geheten Die Gerstacker, uit een akker geheten Den Prumelteren Ackerken, gelegen aan 'Die Voirheten ter Vloet waert omme', uit de helft van een akker geheten Die Voirtacker, met beide zijden gelegen aan het godshuis van Tongerlo, uit een akker geheten Die Aude Gracht, met een zijde gelegen aan het godshuis van Tongerlo, uit een akker geheten Die Clein Wildbraet, gelegen met een zijde aan de weg die komt van Dalem, uit een hoeve, en uit een bochtje niet ver van de Elmter (Clinter?) Voirt, alle in Hapert.