Schepenen van Someren oorkonden dat hun medeschepenen Matheus die Scoemeker, Dyebout van der Eckerbroecke en Hubrecht Peters soen verklaard hebben dat ze als schepen aanwezig waren toen Dyebout, zoon van Henrix zoon van Dyebout van Zoemeren, bij Katheline Sproefs te Eckerbroec op het goed kwam en als panden eiste de roerende goederen die hij daar aantrof ter waarde van 200 mottoenen, waarna beiden twee arbiters kozen en een 'overman'. Na het besluit dat ze als broer en zuster moesten delen vervielen de panden.
Schepenen van Someren oorkonden dat hun medeschepenen Matheus die Scoemeker, Dyebout van der Eckerbroecke en Hubrecht Peters soen verklaard hebben dat ze als schepen aanwezig waren toen Dyebout, zoon van Henrix zoon van Dyebout van Zoemeren, bij Katheline Sproefs te Eckerbroec op het goed kwam en als panden eiste de roerende goederen die hij daar aantrof ter waarde van 200 mottoenen, waarna beiden twee arbiters kozen en een 'overman'. Na het besluit dat ze als broer en zuster moesten delen vervielen de panden.