Philips, hertog van Brabant, oorkondt aan zijn rentmeester van Den Bosch dat de meester en het godshuis van Postel het maalrecht bezitten van Someren en Lierop, waardoor de inwoners van deze dorpen moeten malen op de molens van Someren, Stipdonk, Venbergen en Westerhoven op koste van het gebruikelijke molster. Enkele ingezetenen verzetten zich en hebben rosmolens opgericht. De rentmeester krijgt opdracht toezicht uit te oefenen op het malen op deze molens en het binnenvoeren van meel en dit koren en meel in beslag te nemen met beboeting van 20 schelling payment, met onder ede afgedwongen medewerking van de molenpachters.
Philips, hertog van Brabant, oorkondt aan zijn rentmeester van Den Bosch dat de meester en het godshuis van Postel het maalrecht bezitten van Someren en Lierop, waardoor de inwoners van deze dorpen moeten malen op de molens van Someren, Stipdonk, Venbergen en Westerhoven op koste van het gebruikelijke molster. Enkele ingezetenen verzetten zich en hebben rosmolens opgericht. De rentmeester krijgt opdracht toezicht uit te oefenen op het malen op deze molens en het binnenvoeren van meel en dit koren en meel in beslag te nemen met beboeting van 20 schelling payment, met onder ede afgedwongen medewerking van de molenpachters.