Filips, hertog van Brabant, oorkondt dat in het geschil voor de Raad van Brabant tussen het godshuis van Postel als aanlegger en de inwoners van de voogdij van Mol als verweerders over het bezit en gebruik van de open ruimte (plaetse) met weide en heide, gelegen tussen twee grenspalen, geheten Schoengars en Gheertshorst in Mol richting Dessel, tussen de Lommelschen wech, gaande recht van de ene grenspaal tot de andere, en een oude, kromme gracht te Mol richting Dessel, die eveneens van de ene grenspaal tot de andere loopt, het godshuis in het gelijk wordt gesteld en dat die van Mol ten onrechte de dieren geschut hadden van enige inwoners van Lommel.
Filips, hertog van Brabant, oorkondt dat in het geschil voor de Raad van Brabant tussen het godshuis van Postel als aanlegger en de inwoners van de voogdij van Mol als verweerders over het bezit en gebruik van de open ruimte (plaetse) met weide en heide, gelegen tussen twee grenspalen, geheten Schoengars en Gheertshorst in Mol richting Dessel, tussen de Lommelschen wech, gaande recht van de ene grenspaal tot de andere, en een oude, kromme gracht te Mol richting Dessel, die eveneens van de ene grenspaal tot de andere loopt, het godshuis in het gelijk wordt gesteld en dat die van Mol ten onrechte de dieren geschut hadden van enige inwoners van Lommel.