De schepenen van jonkheer Hubrecht Brant van Grobbendonk, heer van Bouwel en Olmen, te Olmen, oorkonden dat tegenover hen en schout Jan Peelcmans, heer Jan van Doerren, als gemachtigde van heer Henrick van Eyck, provisor van Postel, verklaard heeft dat de korentiende van Olmen, toebehorend aan het godshuis van Postel, verpacht is aan Gherijt van Royerbosch en Henrick van Molle, inwoners van Olmen, voor een termijn van zes jaar, voor 106 mudden rogge, Olmense maat, en zes gouden rijders per jaar, en 20 hopen stro aan de pastoor van Olmen.
De schepenen van jonkheer Hubrecht Brant van Grobbendonk, heer van Bouwel en Olmen, te Olmen, oorkonden dat tegenover hen en schout Jan Peelcmans, heer Jan van Doerren, als gemachtigde van heer Henrick van Eyck, provisor van Postel, verklaard heeft dat de korentiende van Olmen, toebehorend aan het godshuis van Postel, verpacht is aan Gherijt van Royerbosch en Henrick van Molle, inwoners van Olmen, voor een termijn van zes jaar, voor 106 mudden rogge, Olmense maat, en zes gouden rijders per jaar, en 20 hopen stro aan de pastoor van Olmen.