Schepenen en raad van 's-Hertogenbosch oorkonden op verzoek van heer Henrick van Eyck, priester en meester van het godshuis van Postel, dat heer Daniel van Esch, priester, Gregorius van Tulden, Corstiaen Jan Leijten soen en Anthonis van Zoemeren, gezworen bode van 's-Hertogenbosch, in tegenwoordigheid van Arnt van Tulden, verklaringen afgelegd hebben. Daniel, Gregorius en Christiaen verklaarden dat na het geschil tussen heer Henrick van Eyck, heer van Postel, en Willem van Tulden over een door laatstgenoemde in Lagemierde geplaatste watermolen, heer Henrick en Willem overeengekomen zijn dat de heer van Postel de watermolen zou krijgen voor 150 rijnsgulden, te betalen in drie termijnen met 6 mud rogge, met de pacht van 4 mud rogge en met de pacht van 2 mud rogge, waarvoor de heer twee borgen stelt. Willem zou onder borgstelling afstand van de molen doen voor de leenheer en verklaren geen recht te hebben om een molen in Lagemierde te plaatsen. De genoemde getuigen verklaarden voorts dat de genoemde som betaald was maar dat Willem gestorven was voordat hij afstand voor de leenheer kon doen. De stadsbode heeft verklaard dat hij een oproep gebracht heeft aan het huis van Arnt van Tulden in Hilvarenbeek met het bericht dat de heer van Postel een verklaring van deze gang van zaken voor schout en schepenen van 's-Hertoenbosch zou laten opstellen op de daaropvolgende maandag, te weten de dag van vandaag.
Schepenen en raad van 's-Hertogenbosch oorkonden op verzoek van heer Henrick van Eyck, priester en meester van het godshuis van Postel, dat heer Daniel van Esch, priester, Gregorius van Tulden, Corstiaen Jan Leijten soen en Anthonis van Zoemeren, gezworen bode van 's-Hertogenbosch, in tegenwoordigheid van Arnt van Tulden, verklaringen afgelegd hebben. Daniel, Gregorius en Christiaen verklaarden dat na het geschil tussen heer Henrick van Eyck, heer van Postel, en Willem van Tulden over een door laatstgenoemde in Lagemierde geplaatste watermolen, heer Henrick en Willem overeengekomen zijn dat de heer van Postel de watermolen zou krijgen voor 150 rijnsgulden, te betalen in drie termijnen met 6 mud rogge, met de pacht van 4 mud rogge en met de pacht van 2 mud rogge, waarvoor de heer twee borgen stelt. Willem zou onder borgstelling afstand van de molen doen voor de leenheer en verklaren geen recht te hebben om een molen in Lagemierde te plaatsen. De genoemde getuigen verklaarden voorts dat de genoemde som betaald was maar dat Willem gestorven was voordat hij afstand voor de leenheer kon doen. De stadsbode heeft verklaard dat hij een oproep gebracht heeft aan het huis van Arnt van Tulden in Hilvarenbeek met het bericht dat de heer van Postel een verklaring van deze gang van zaken voor schout en schepenen van 's-Hertoenbosch zou laten opstellen op de daaropvolgende maandag, te weten de dag van vandaag.