Int jaer ons Heeren dusent vierhondert twee ende twintich, thien daghe in Aprille.
Voor de schepenen van Breda, Jan Hughemanszoon van Gagheldonck en Hendrik van Corvel, erkent heer Ludolf van Oeden, priester, verkocht te hebben aan Willem Vrient, 8 schellingen en 9 penning groote erfcijns op zijn huis en erf in de kerstraat, tusschen de jonkvrouwen van Giesen en Jan Claaszoon van Doorne, veronderpand op 6 schellingen 6 penningen erfcijns. [zie ook nr. 333]
Int jaer ons Heeren dusent vierhondert twee ende twintich, thien daghe in Aprille.
Voor de schepenen van Breda, Jan Hughemanszoon van Gagheldonck en Hendrik van Corvel, erkent heer Ludolf van Oeden, priester, verkocht te hebben aan Willem Vrient, 8 schellingen en 9 penning groote erfcijns op zijn huis en erf in de kerstraat, tusschen de jonkvrouwen van Giesen en Jan Claaszoon van Doorne, veronderpand op 6 schellingen 6 penningen erfcijns. [zie ook nr. 333]
Op rugzijde : Op Meester Heinrich kanonick huys (XVIe e.). — xviij st. ix d. — in die kerkstraet. — Antonis Henrich Biekens lakenp. (XVIIe e.). — Nr. 12 (XVIIIe e.).
Afschrift : Cart. A, fol. 16 vso ; cart. C, fol. 16.