Keizer Karel V oorkondt dat de Raad van Brabant een definitief vonnis heeft geveld in het proces tussen de abt van Floreffe en de abt van Tongerlo over het bezit van de tienden van Bergeijk en van een beemd, geheten het Katerbroek (Caterbroeck), waarbij de abt van Floreffe in het gelijk wordt gesteld. De argumentatie van de abt van Tongerlo, als zouden de kwestieuze goederen in 1346 aan hem in leen zijn opgedragen en Henrick van Eyck, meester van Postel, in 1500 leenverhef hebben gedaan voor een derde deel van de tienden en het Katerbroek, wordt verworpen.
Keizer Karel V oorkondt dat de Raad van Brabant een definitief vonnis heeft geveld in het proces tussen de abt van Floreffe en de abt van Tongerlo over het bezit van de tienden van Bergeijk en van een beemd, geheten het Katerbroek (Caterbroeck), waarbij de abt van Floreffe in het gelijk wordt gesteld. De argumentatie van de abt van Tongerlo, als zouden de kwestieuze goederen in 1346 aan hem in leen zijn opgedragen en Henrick van Eyck, meester van Postel, in 1500 leenverhef hebben gedaan voor een derde deel van de tienden en het Katerbroek, wordt verworpen.