Schepenen van de voogdij van Mol oorkonden dat Bernart Claes Ikenssone, wonend op de Perlyck te Dessel, bekent een erfpacht van een mud rogge schuldig te zijn aan het godshuis van Postel, zoals bepaald in de getransfigeerde oorkonde, op zijn deelvan een stuk land op de Perlyck te Dessel, , anderhalf zille groot en palend oost aan het erf van de kinderen van Wouter Gerits, west aan de gemene straat, zuid aan het erf van Wouter Gerits Diericxssone en noord aan het gemeint van Dessel.
Schepenen van de voogdij van Mol oorkonden dat Bernart Claes Ikenssone, wonend op de Perlyck te Dessel, bekent een erfpacht van een mud rogge schuldig te zijn aan het godshuis van Postel, zoals bepaald in de getransfigeerde oorkonde, op zijn deelvan een stuk land op de Perlyck te Dessel, , anderhalf zille groot en palend oost aan het erf van de kinderen van Wouter Gerits, west aan de gemene straat, zuid aan het erf van Wouter Gerits Diericxssone en noord aan het gemeint van Dessel.