Schepenen van de voogdij van Mol oorkonden dat Henrick Heyns Peeterssone, wonend te Dessel, bekent schuldig te zijn aan het godshuis van Postel een erfpacht van vier viertelen rogge per jaar, Molse maat, uit een erfpacht van drie mudden rogge op een stuk beemd en eusel te Dessel op de Perlyck, palend oost aan het erf van Willem Jans alias Tsionkeren, west aan dat van Henrick Bossch en Goyvart Kerst, zuid aan dat van Bertelmeeus Cleeren en noord aan het gemeint en Mariken Wilborts
Schepenen van de voogdij van Mol oorkonden dat Henrick Heyns Peeterssone, wonend te Dessel, bekent schuldig te zijn aan het godshuis van Postel een erfpacht van vier viertelen rogge per jaar, Molse maat, uit een erfpacht van drie mudden rogge op een stuk beemd en eusel te Dessel op de Perlyck, palend oost aan het erf van Willem Jans alias Tsionkeren, west aan dat van Henrick Bossch en Goyvart Kerst, zuid aan dat van Bertelmeeus Cleeren en noord aan het gemeint en Mariken Wilborts