Schepenen van Bladel oorkonden dat Goyaert, zoon van Jan Meeus Hillen, en Jan, natuurlijke zoon van Jan Peters Gheenkens, als echtgenoot van Elijzabeth, dochter van Jan Meeus Hillen, overgedragen hebben aan heer Henrick van Eijck, provisor en meester van het godshuis van Postel, ten behoeve van dat godshuis een erfpacht van 1 mud rogge uit een gelag met huis en hoeve en toebehoren en aanliggende goederen die ertoe behoren, gelegen in een bocht in Bladel, in ruil voor een erfpacht van 14 lopen rogge.
Schepenen van Bladel oorkonden dat Goyaert, zoon van Jan Meeus Hillen, en Jan, natuurlijke zoon van Jan Peters Gheenkens, als echtgenoot van Elijzabeth, dochter van Jan Meeus Hillen, overgedragen hebben aan heer Henrick van Eijck, provisor en meester van het godshuis van Postel, ten behoeve van dat godshuis een erfpacht van 1 mud rogge uit een gelag met huis en hoeve en toebehoren en aanliggende goederen die ertoe behoren, gelegen in een bocht in Bladel, in ruil voor een erfpacht van 14 lopen rogge.