Jan van Olmen, raad en rentmeester-generaal van Brabant van de hertog van Brabant, oorkondt dat hij de meester van het godshuis van Postel machtigt de molen van Oerle, wegens een voor de windvang slecht gelegen plaatsing, op een andere plaats in Oerle te zetten met als tegenprestatie een erfcijns aan de hertog. Hij beveelt daarom aan Goessen Heym, rentmeester van de hertog in stad en Meierij van Den Bosch, deze cijns in het cijnsboek te schrijven en te innen.
Jan van Olmen, raad en rentmeester-generaal van Brabant van de hertog van Brabant, oorkondt dat hij de meester van het godshuis van Postel machtigt de molen van Oerle, wegens een voor de windvang slecht gelegen plaatsing, op een andere plaats in Oerle te zetten met als tegenprestatie een erfcijns aan de hertog. Hij beveelt daarom aan Goessen Heym, rentmeester van de hertog in stad en Meierij van Den Bosch, deze cijns in het cijnsboek te schrijven en te innen.