Hierbij een leuk artikel over het aantal Nederlanders wat zich ophield in de Roerstreek rond 1900. Een bericht uit het Algemeen Handelsblad van 10-04-1896:
“Nederlanders te Ruhrort.
Uit het jaarverslag van de Nederlandsche Vereeniging te Ruhrort, waarvan beschermvrouwe is de groothertogin van Saksen-Weimar, blijkt o. m., dat op 19 Januari van dit jaar het vier jaren was geleden dat de Vereeniging werd opgericht, en in dien tgd is ge- bleken, dat een Vereeniging als deze, werkelijk voor Ruhrort en omstreken een groote noodzakelijkheid is. Aan ondersteuningen werden in 1895 M. 277 uitgekeerd aan 71 verschillende personen en gezinnen en zou er, evenals vorige jaren,nog veel meer gegeven kunnen worden, indien slechts de toestand van onze geldelijke middelen zulks veroorloofd hadden. De noodzakelijkheid van het bestaan dezer liefdadigheidsinstelling, blijkt voornamelijk uit het aantal Nederlanders, woonachtig in de verschillende gemeenten in den omtrek van Ruhrort, nl.: Ruhrort 150, Duisburg 608, Meiderich 794, Oberhausen 300, Mülbeim a/d Ruhr 100, Laar u, Reeck 300, Essen a/d Ruhr 1000, Broekbuyzen 80, Sterkrade 50, Mors 50. dit een een onderzoek door het bestuur ingesteld, is gebleken, dat 9/10 van deze 3432 Nederlanders tot den werkenden stand behooren.
Eere-voorzitter dezer Vereeniging is de heer Aug. Holtkott, consul der Nederlanden, en het bestuur over 1896 bestaat uit de heeren: P. W. Schiebergen, voorzitter; J. C. Mak, 2e voorzitter: A. J. Lensvelt, secretaris, en P. P. van Kleef, penningmeester.”
Er hebben dus veel Nederlanders, waaronder Brabanders, in het Roergebied gewerkt rond die tijd. Opvallend, dat het ook in de gegevens van het BHIC vooral Udenaren zijn. Ik heb bijvoorbeeld slechts twee Veghelaren kunnen (twee zusjes Van den Akker) die in Sterkrade geboren zijn. Het zal wellicht iets te maken hebben met de slechte economische situatie waarin Uden in de negentiende eeuw verkeerde. Het is een bekend verschijnsel dat in Oost-Brabant met name Udenaren in die tijd hun heil zochten in andere plaatsen of andere landen: o.a. Little Chute, Wisconsin.
Wat ik eveneens opvallend vind is, dat veel van deze mensen na hun werk in Duitsland toch weer teruggekeerd zijn naar Uden en omstreken. Misschien heeft het iets te maken gehad met de uitbraak van de Eerste Wereldoorlog en de daaropvolgende economische malaise in Duitsland?
Overigens is het woord 'griessel' gewoon Brabants. Het zou afkomstig zijn van het Zuid-Nederlandse 'gritsel', een houten hark.