De boel achter je laten, koffertje pakken en op vakantie gaan? In de jaren dertig van de vorige eeuw komt deze vorm van ontspanning steeds meer op. Dit bioscoopjournaal brengt je terug naar 1937.
Welgestelden hebben of huren een auto, toont het filmpje. Anderen stappen op de fiets om hun omgeving te verkennen. Een dagje naar zee, op familiebezoek aan de andere kant van het land of kamperen in de vrije natuur. Kamperen is dan nog in opkomst. Doorgaans koop je zelf een stuk zeildoek, naait een tentje, laad je spullen op de fiets en trappen maar.
Wil je echt goed voorbereid op pad, dan volg je eerst een kampeercursus van de ANWB. Prangende vragen als ‘hoe houd je het gras onder je tent goed’, ‘waar laat je je afval’ of ‘hoe kook je op een primusbrander’, worden hierin beantwoord (en wist je dat de ANWB deze cursussen nog tot 1974 heeft aangeboden?)
In de loop van de jaren dertig wordt kamperen steeds populairder. Steeds meer mensen krijgen van hun werkgever vakantiedagen en sommige werkgevers betalen ook een vakantietoeslag. In 1920 heeft 45 procent van de werknemers een aantal vrije dagen en dat aantal stijgt tot 74 procent in 1939. Hoewel vrije dagen inmiddels allang een recht zijn, zorgt het coronavirus ervoor dat dit jaar er toch anders wordt gekeken naar het fenomeen ‘vakantie vieren’.
