
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Het grondgebied wordt doorsneden door een aantal waterlopen die van zuidoost naar noordwest stromen. Het gebied loopt in de richting van de Maas geleidelijk af. Ten zuiden van Beers en Gassel is het negen tot elf meter boven N.A.P. en dat daalt ten noorden van Beers tot een hoogte van negen à tien meter. Hier, in het vroegere inundatiegebied van de Beerse Overlaat, liggen donken en terpen met boerderijen die soms wel elf meter boven N.A.P. liggen.
Stoppelveld, stekelige plaats, of ook wel omheinde (met takken) woonplaats: dat moet de oorspronkelijke betekenis van Beers zijn geweest. Dat doet denken aan meidoornhagen, die typisch zijn voor het uiterwaardengebied bovenstrooms van Grave.
Uit een gemeentewapen is soms al een stukje geschiedenis te lezen. Dat geldt ook voor het Beerse wapen. Het oorspronkelijke gemeentewapen uit 1817 is een blauw schild met een afbeelding in goud van de patroonheilige Sint-Lambertus. Aan zijn voeten staat een eveneens blauw schild met een gouden kruis. Dit gemeentewapen gaat terug op een ouder schependomszegel.
Dit gemeentewapen is op 24 juli 1965 gewijzigd. In 1942 zijn Gassel en een deel van Linden aan Beers toegevoegd en dat heeft zich vertaald in elementen van het nieuwe gemeentewapen. De H. Lambertus is van het schild afgehaald en erachter gezet, als schilddrager. Het kruis uit het oude bijschildje is als element in het nieuwe wapen gezet, samen met het lint uit het oude wapen van Linden en een Antoniuskruk (de “Tau”of letter T) voor Gassel.
Dat leidde tot de volgende heraldische omschrijving van het wapen: "Gevierendeeld : I en IV in azuur, omzoomd van goud, een kruis van goud, II in azuur een gestrikt lint van goud, III in azuur de letter T van goud, achter het schild staande de figuur van de H. Lambertus, gekleed met albe en kazuivel, gedekt met een bisschopsmijter, houdende in de rechterhand een kerk en in de linkerhand een kromstaf, de krul naar buiten gewend, alles van goud."
Tussen 1050 en 1200 vinden we voor het eerst de naam Berse vermeld in een schriftelijke bron. Het gaat om een handschrift dat nu in de Universiteitsbibliotheek van Munster wordt bewaard. In die tijd leefde hier een familie Van Beers(e). Zij waren leenmannen van de heren van Cuijk, maar geen heren van Beers. Meer rijke herenboeren.
Tot Beers behoren enkele eeuwenoude buurtschappen zoals Dommelsvoort, Den Brunkum, de Bruyncamp, de Leuvert en Winkel. Deze buurtschappen zijn allemaal al van vóór 1400 bekend. Beers had in ieder geval al in 1308 een eigen dorpsbestuur, de schepenbank. Het vroegst bekende Beerse schependomszegel dateert uit 1508. De schepenen bekrachtigden daar hun besluiten mee.
In 1810 werd Beers een zelfstandige gemeente. In 1942 werd het grondgebied uitgebreid met Gassel en een stuk van het naburige Linden. Na 1990 vindt er in Noordoost-Brabant een grootschalige gemeentelijke herindeling plaats. De inwoners van Beers zetten zich massaal in voor het behoud van hun zelfstandigheid, maar zonder succes.
Ook pogingen om met Haps samen te gaan, als een soort buffer tussen Cuijk en Boxmeer, leiden schipbreuk. Slot van het liedje is dat de gemeente in 1994 wordt gesplitst: Beers en Linden komen bij Cuijk en Gassel gaat naar Grave. Maar per 1 januari 2022 vindt een nieuwe herindeling plaats: Boxmeer, Cuijk, Grave en Sint Anthonis gaan samen in de nieuwe gemeente Land van Cuijk.
Rond 1840 telde het dorp 600 inwoners. Niet lang na 1900 wordt het aantal van 900 inwoners gepasseerd, maar het aantal van 1.000 zal het oude Beers nooit bereiken. De samenvoeging met Gassel en Linden in 1942 leidt tot meer dan een verdubbeling van het aantal inwoners. In één keer wordt de grens van 2.000 inwoners gepasseerd. In 1984 wordt de 3.000ste inwoner geboren. Bij de opheffing van de gemeente Beers in 1993 zijn er nog geen 3.200 inwoners.
De voornaamste bestaansbronnen van de Beerse bevolking zijn altijd landbouw en veeteelt geweest. Een paar cijfers: in 1665 leven er 34 boerengezinnen. De meeste boeren (23) hebben twee of meer paarden. Negen hebben er maar één en twee gezinshoofden worden aangemerkt als landarbeiders. Er zijn 4 ambachtslieden: een timmerman, een wever en twee kleermakers. De ‘middenstand’ was vertegenwoordigd door één kramer en twee tappers, die bier mochten schenken dat buiten het dorp gebrouwen was. Verder woonden er nog de pastoor en een schoolmeester.
In 1833 heeft Beers 612 inwoners en 485 stuks hoornvee. Het aantal hectare in cultuur gebrachte grond is 571. Het aandeel van de agrarische sector in het economische leven van Beers neemt eigenlijk pas na de Tweede Wereldoorlog echt af. Een deel van die verschuiving is te danken aan de voormalige Traverse van de Beerse Overlaat, tussen Linden en Beers.
In grote delen daarvan zijn zandafgravingen geweest, die grote plassen hebben achtergelaten. Het zijn er negen in totaal, die het dorp Linden bijna geheel omsluiten. Tegenwoordig is het watertoerisme op deze Kraaijenbergse Plassen met hun jachthavens voor Beers een belangrijke economische factor.
Beers heeft veel geleden onder bijna jaarlijks terugkerende hoogwaterstanden van de Maas. De schade is het grootst als het water over de verhoogde drempel van de Overlaat gaat stromen. Werd zo’n overstroming voorzien, dan waarschuwde een kanonschot vanaf de Graafse wallen Beers en de omliggende dorpen.
In 1828 begon men de hindernissen in het waterstroomgebied van de Beerse Overlaat te ruimen. Bomen en heggen werden gekapt, zodat het water makkelijker naar de Maas kon worden afgevoerd. De Maaswerken in de jaren ’30 maakten een definitief einde aan deze “groene rivier”.
Het Ossenbroek is een landgoed van 118 hectare met als kern de oude boerderij met jachthuis. Huize Ossenbroek stond al tijdens de oude heerlijkheid Cuyk als adellijk huis bekend. Later in de 20ste eeuw was het eigendom van de familie Van Hövell tot Westerflier.
Het gebouw staat midden in een jachtrijk gebied en volgens de overlevering heeft ook Prins Bernard hier nog gejaagd. Joachim George Le Sage ten Broek, Nederlands schrijver en grondlegger van de katholieke pers, woonde er van 1828 tot 1830. Op het landgoed Ossenbroek zijn in de Tweede Wereldoorlog neergeschoten, geallieerde piloten tijdelijk verborgen gehouden.
Niet zo heel ver van Ossenbroek ligt Hiersenhof. Het bestaat uit een vrij groot en massaal herenhuis annex boerderij. Het gebouw is zeker zo’n 350 jaar oud en is oorspronkelijk van de familie De Kesschietre van Havre, een Boxmeerse familie. Later komt het in bezit van Rudolph de Quay, en weer later in handen van zijn zoon, prof. dr. J. de Quay.
Op een oude kadasterkaart uit het midden van de negentiende eeuw staat een grachtenstelsel op een plaats ten westen van de tegenwoordig herenboerderij Barendonk. Mogelijk heeft hier het oorspronkelijke kasteeltje uit de vijftiende eeuw gestaan.
Een eigenlijk onzichtbaar gebouw is het voormalig kasteeltje de Broekhof. Daarvan liggen nog slechts ondergronds enkele muurresten. Het dateert bijna zeker uit de vroege middeleeuwen. Het omgrachte bouwwerk is rond 1845 gesloopt. Het is in ieder geval een plek met geschiedenis, getuige dit opmerkelijke bericht uit de Graafsche Courant van 1924: “Bij het graven van een gierkelder bij de wed. M. Cuppen werd maandag ongeveer een meter onder den koestal het geraamte van een mensch gevonden. Naar men vermoedt heeft het geraamte daar minstens reeds honderd jaren gelegen. Het huis namelijk staat op de plaats waar vroeger het kasteel Broekhof lag.”
Op het landgoed Hiersenhof staat een Mariakapel. Dit kapelletje is in 1942 gebouwd door leden van het Brabants Studentengilde, samen met mensen uit de omgeving. Dat was bij gelegenheid van een zomerkamp, gewijd aan bezinning. Het kapelletje staat bij de toegang tot het landgoed aan de Heuf.
De studenten bouwden tijdens dergelijke kampen altijd een Mariakapelletje, maar deze actie kreeg in 1942 een speciale betekenis, omdat op dat moment De Quay door de Duitsers in gijzeling werd gehouden in Sint-Michielsgestel. Op 15 augustus (Maria Tenhemelopneming) werd de kapel ingewijd. Nog steeds trekt jaarlijks rond deze datum een ‘bedevaart’ van de plaatselijke parochie naar de Mariakapel. De Nijmeegse Vierdaagse is een andere hoogtepunt voor de cultus. De kapel wordt dan dagelijks en intensief bezocht.
Het Antoniusgilde kennen we vanaf rond 1700. Sinds die tijd wordt op de feestdag van St. Jan op de vogel geschoten. Wie wint, mag zich koning noemen en krijgt een herinneringsschildje. Het oudste schildje van Beers stamt uit 1720. In 1776 wordt een hoge dieptrom gemaakt met de afbeelding van St. Antonius erop. Uit het reglement van 1779 weten we dat bij intrede 18 stuiver moet worden betaald met twee stuiver voor intekening in het gildeboek. Eén stuiver is voor de armen en één stuiver is voor het papier. Bij uittreding is men een half pond verschuldigd. En wie vloekt of ruzie maakt, kan rekenen op een forse straf.
Na de Franse tijd valt het gilde enigszins stil en dat blijft bijna de hele negentiende eeuw zo. In 1895 komt er een nieuw, aangepast reglement en wordt de draad weer opgepakt. Wel wordt nog even veel van het zilver verkocht om de kas te spekken. In 1974 slaagt de gemeente Beers er in om daarvan weer 14 koningsschilden terug te kopen. Met name burgemeester Van den Braak speelt daar een belangrijke rol in.
Beers heeft op een bijzonder terrein een reputatie opgebouwd, namelijk op het gebied van kunstmatige inseminatie. In 1949 werd hier het kunstmatige insemineren van koeien in Nederland geïntroduceerd. Het KI-station bouwde een grote bekendheid op. De herinnering daaraan werd tot 2019 levend gehouden in een klein museum, maar toen moest het worden gesloten.