Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Willem Asselbergs, zoon van een bierbrouwer uit Bergen op Zoom en meer bekend onder zijn pseudoniem Anton van Duinkerken, beschreef in zijn boek Brabantse herinneringen (1964) zijn herinnering aan de Belgische vluchtelingen die door zijn ouders werden opgenomen. Een fragment:
"Op zondag 4 oktober 1914 begon de uittocht van de burgers. Eerst probeerden zij naar het zuiden of naar het land van Waas te ontkomen, maar ze vonden de wegen versperd. Maandag 5 oktober reed mijn vader vroeg in de morgen voor zaken per fiets naar Ossendrecht. Hij heeft het verhaal tientallen malen verteld, hoe hij op de hoogte van het Vosje de eerste colonne Belgische vluchtelingen tegenkwam en bij het zien van hun ellende overrompeld werd met machteloosheid. Diezelfde avond lag ons huis vol vluchtelingen en het leger in de brouwerij. In het kerkje van Sint-Jozef werd koffie geschonken uit emmers. Diep uit het zuiden grommelde het onophoudelijk bombardement. (…)
De brouwerij zat stampvol Antwerpse families, die hun eten gingen halen in de centrale keukens en voorts weinig om handen hadden, zodat ik ze in hun dialect met elkaar hoorde praten over jongens die zij in de oorlog hadden en over jonge meiden, die een kind verwachtten. In een van de grootste lokalen, waar ’t naar roggevellen stonk tussen vier schilferige kalkmuren, woonde de familie van Mathilde, ik weet niet hoe zij met haar achternaam heette. Haar vader ging als drijver met de mijne jagen en liet hem in de bossen achter de Balse baan een wilde kat schieten die hij met zijn vrouw, met Til en Jeanneke opat. (…)
Toen de grote stroom vluchtelingen Bergen op Zoom verlaten had en de achtergeblevenen meest wat werk hadden gevonden, woonde in een bovenkamer tegenover ons huis nog een klaaglijke dikzak, die wij de trieste Bels noemden. Hij kwam weinig op straat, groette ons altijd heel minzaam, nam voor mijn vader diep zijn bolhoed af en klaagde over iets. ‘Meneer Asselbergs’, zei hij, ‘ik voel mij zo triest met dit weer’, of ‘Meneer Asselbergs, ik voel mij zo triest van de gazet’. Hij voelde zich altijd zo triest.
’s Zondags zat hij voor het raam met zijn glaasje jenever op de vensterbank. Hij proefde aandachtig en langdurig. Maar hij dronk nooit klare jenever. Om zijn triestheid meester te worden, had hij een uitgebreide collectie bitters in huis. Hij mengde gentiaan met angustora, spitste zijn lippen op het resultaat, schudde triest, dat dit de oplossing niet bracht die hij behoefde en gooide er catz doorheen. Bij ons nam hij nooit een borrel aan: ‘Alleen een glaaske elixir d’anvers, madam!’"
Uit: A. van Duinkerken, Brabantse herinneringen. - Utrecht/Antwerpen, 1964.