skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Lisette Kuijper
Lisette Kuijper Bhic
Menu
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Lisette Kuijper
Lisette Kuijper Bhic

Boete voor bloed in Graafse straten

De Maas als afvalput, dat kunnen we ons nu moeilijk voorstellen. Maar in de negentiende eeuw waren de dorpen en steden die aan de rivier lagen maar wat blij met dat open riool. De rivier nam het vuil zonder tegensputteren mee. Waar het terechtkwam, ach, daar maakte niemand zich zorgen over. Zolang het vuil maar niet in de straten bleef liggen. En daar zat wel wat in. De stank was niet te houden en langzamerhand drong ook het besef door dat besmettelijke ziektes in drukbevolkte straatjes vol poep, pies en slachtafval welig tierden.

De negentiende-eeuwse vleeshouwer (slager) aan het werk. Gravure van onbekende kunstenaar.

Eind achttiende eeuw verschenen de eerste verordeningen waarin stond dat burgers hun afval niet meer op straat mochten kieperen. Vooral vleeshouwers (slagers) werd de wacht aan gezet; die wierpen huid- en botresten, maar ook bloed gewoon op straat. In Grave had het bestuur het duidelijk verwoord. Ook de rol van de Maas werd nadrukkelijk genoemd.

In het Algemeen Reglement van Policie stond dat vleeshouwers en anderen die beesten slachtten, de pensen, het bloed en andere vuiligheid niet op straat mochten werpen. Zij moesten die ‘aanstonds weg doen en brengen in de Maas. En wel door de Maaspoort. 

Dat de plaatselijke politie er streng op toezag, ervoer de Joodse slager Izaak Elsbach (31). Hij had een zaak in de Brugstraat, niet zo heel ver weg van de Maas. Elsbach werd op donderdag 25 september 1836 door vrederechter De la Geste ter verantwoording geroepen. De dienaren van politie van de stad, Peter Koenen en Willem Venzelaar, hadden het zelf gezien. Hoe slagersknecht Soeremont in de namiddag van 7 augustus ‘eene vloot met bloed van slachtvee’ niet in de Maas had gegooid, maar met zijn kruiwagen bij de stadspomp had gedumpt.

En wat had de beklaagde in te brengen? Niets. Elsbach was niet eens op komen dagen. En dus kon De la Geste snel vonnissen. Elsbach werd, als eigenaar van de slachterij, schuldig bevonden. Hij zou een rekening krijgen van de proceskosten en moest een boete voldoen aan de stad. De hoogte van de boete? Vijftig cent. Of de slager zijn lesje had geleerd? Waarschijnlijk wel want hij komt in de verslagen van de politierechter niet meer voor. Een paar jaar later, in 1842, komt hij al op jonge leeftijd (37) te overlijden. Politieman Venzelaar, dezelfde die de dumping van slachtafval ontdekte, deed de aangifte van overlijden.

Elsbachs weduwe, Diena Menasse, zet de slagerij voort. Izaaks kleinzoon wordt later een groot industrieel in Oss, waar hij een chemische fabriek begint. Diens leven eindigt in 1944 in Auschwitz.

Dit verhaal is geschreven door journalist/schrijver Geurt Franzen (www.geurtfranzen.com) en verscheen eerder in dagblad De Gelderlander (www.dg.nl/maasland).

Reageer op dit verhaal

Heb je al een account? Log in met je gegevens.

Heb je nog geen account? Plaats zonder inloggen, of Registreer een account

Help spam voorkomen en los de volgende som op:
Geef mij een andere som.

Lees ook deze verhalen